1. Evolutie Flashcards

1
Q

Y-chromosomale Adam

A

De meest recente voorouder waar alle levende mensen vanaf stammen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mitochondial Eve

A

De meest recente vrouw waar alle levende mensen vanaf stammen. We hebben haar mitochondriaal DNA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel genen delen we met andere mensen?

A

99,9%, de 0,1% is wat voor de verschillen tussen mensen zorgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel genen heeft een mens ongeveer

A

20.000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel nucleotides heeft een mens ongeveer?

A

3 miljard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaan het DNA alfabet?

A

A-T C-G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar is de A altijd mee verbonden

A

T

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar is de T altijd mee verbonden

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar is de C altijd mee verbonden

A

G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar is de G altijd mee verbonden

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk deel van het DNA zijn functionele genen die coderen voor eiwitten

A

Minder dan 2%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel DNA bevat elke cel

A

5 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel cellen heeft een mens

A

10 triljoen, 10 000 miljard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Karyotype bij mensen

A

46 chromosomen, 22 identieke paren van de vader en moeder, 1 set sex chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Eigenschappen komen vaker voor afhankelijk van

A
  • Variatie
  • Erfelijkheid
  • Moeilijkheid van overleven
  • Overlevings en voortplantingssnelheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Karyotype

A

Georganiseerde set chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sex chromosomen bij vrouwen

A

XX

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sex chromosomen bij mannen

A

XY

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Genome

A

Alle genetische info in een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Chromosoom

A

Lange streng DNA gewikkeld rond histonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Telomeren

A

Stukje aan het einde van de chromosoom, welke het DNA beschermt tijdens deling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Gen

A

Deel van DNA met de instructie om eiwitten te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Allel

A

2 alternatieve vormen van een gen, gevonden op dezelfde plek op een chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

X-linked erfelijkheid

A

Wanneer een speciaal recessief gen alleen op het X chromosoom zit, zijn mannen vatbaarder dan vrouwen. Dit omdat zij maar 1 X chromosoom hebben. Bij 1 foute hebben zij dus al de aandoening, terwijl een vrouw 2x een foute moet hebben om de aandoening te krijgen

23
genotype
Genetische opmaak van van een organisme
24
fenotype
Observeerbare eigenschappen in een organisme, gebaseerd op genen en omgeving
25
DNA afkorting
Deoxyribo Nucleic Acid
26
Wat doet de nucleus?
Transcriptie Hier wordt een stukje DNA, een gen gekopieerd tot messenger RNA (mRNA)
27
Wat doet het cytoplasma
Translatie Het mRNA van het gen wordt vertaald naar een eiwit in het ribosoom
28
Introns
Deel van het RNA dat in de nucleus blijft en gerecycled wordt
29
Exons
Deel van het RNA dat de nucleus verlaat
30
Wat gebeurt er in het ribosoom tijdens de translatie
Het mRNA maakt contact met het ribosoom. Elk mRNA codon koppelt aan een transer RNA (tRNA) anticodon. Het ribosoom loopt dan verder over het mRNA waardoor de streng steeds langer wordt. Dit wordt uiteindelijk het eiwit
31
Post translational protein processing
Grote eiwitten worden in kleinere eiwitten gesplitst
32
Wat doen eiwitten?
- Bouwstenen van je lijf - Worden deel van het celmembraam om als receptor te werken - Deel van een celstructuur - Transporteert zuurstof - Vormen ribosomen - Doden bedreigingen - Brandstof - Werken als enzym
33
Crossover mutatie
De crossover van een set chromosomen. Ze wisselen een deel van hun pootjes om
34
Tandem repeat
Herhaalde duplicatie van DNA, bestaande uit korte stukken herhaalde base paren volgordes
35
Welke type mutaties zijn er
- Crossover - Tandem repeat - Insertions - Deletions - Inversion - Translocation - Duplication - Single nucleotide polymorphism
35
SNP
Single nucleotide polimorphism
36
Patrilinear
Via de mannelijke lijn
37
Matrilineair
Vie de vrouwelijke lijn
38
Out of afrika hypothese
Mensen hebben zich verspreid vanuit Afrika
39
Pro-ceationisme
Het idee dat soorten veranderen en evolueren over de tijd
40
Selectieve voortplanting
Selectieve breeding Genetische modificatie
41
Autosomaal dominant
Bv Huntington, Je kijkt naar beide allellen om te kijken of iemand de ziekte krijgt Bv pap Aa mam aa Opties Aa Aa aa aa 50% kans op huntington
42
X gebonden recessieve overerving
Bv PKU Moeder draagt maar heeft t niet Pap P (heeft maar 1 x) mam Pp Opties PP of Pp voor dochter (niks of drager) P of p voor zoon (niks of affected)
43
Bewijs voor Darwin
- Biogeografie - Fossiele records - Structurele obereenkomsten - Embryologie - Moleculaire biologie
44
Biogeografie
Kijkt naar de temperatuur, en hoe dit invloed heeft op het leven
45
Embryologie en Darwin
Gelijkwaardige stadia in de baarmoeder bij verschillende soorten
46
Kwalitatieve trekken
Worden vaak beinvloed door 1 gen en volgen een simpel patroon va overerving
47
Mendeliaanse overerving
Met Pp en pp enzo
48
Kwantitatieve trekken
Volgen geen simpel patroon van overerving, zijn meer variabel en minder voorspelbaar dan kwalitatieve trekken Bv ADHD
49
Centromeer
Een anker wat zich op de kruising van het chromosoom bevindt waaruit de korte en lange armen voortkomen. Bevat geen genetische informatie
50
Stappen van eiwitsynthese
1. Replicatie van DNA 2. Transcriptie van DNA in RNA 3. Splitsen van RNA in mRNA 4. Translatie van mRNA 5. Post translational protein processing
51
RNA
Met introns en exons
52
mRNA
Zonder introns, alleen exons
53
Kandidaatsgenen
Genen waarnaar we naar de genen sequentie en mutaties kunnen kijken om te zien of deze leiden tot een stoornis of ziektes
54
Endofenotype
Een tussentijdse beschrijving van genen en omgeving die is aangepast om de kloof tussen het gen en de ongrijbare ziekteprocessen uit te leggen
55
Polygenetische stoornis
Een stoornis met meerdere genetische bijdragen