10. basisbegrippen Flashcards

1
Q

winstmaximalisatie

A

producenten streven ernaar het verschil tussen hun totale opbrengsten en hun totale kosten (inclusief opportuniteitskosten) zo groot mogelijk zo maken om zo hun economische winst te maximaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bedrijf

A

een formele organisatie die producten (goederen en of diensten) produceert en deze levert aan derden in ruil voor een economische tegenprestatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

productie

A

de activiteit waarbij productiefactoren en intermediaire goederen worden ingezet om via een transformatieproces andere economische goederen voort te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

productiefactoren

A

de schaarse middelen die producenten inzetten om tot productie te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

economische goederen

A

materiële zaken of immateriële prestaties die ontstaan uit de inzet van productiefactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

intermediaire goederen

A

goederen en diensten die een verdere uitwerking vergen. het zijn grondstoffen, hulpstoffen, half afgewerkte goederen, advies, … uit een voorgaande productiefase, die ingezet worden met de bedoeling deze goederen en diensten in de verdere productie te verwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

arbeid

A

de productiefactor arbeid omvat de arbeidsprestaties, zowel van intellectuele als van fysieke aard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kapitaal

A

de productie factorkapitaal betreft de voorraad kapitaalgoederen (machines, gebouwen, wegeninfrastructuur, netwerken,…) die ingezet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

natuur

A

de productiefactor natuur omvat de natuurlijke rijkdommen, zoals de bodem met de eigen vruchtbaarheid, de ondergrond met daarin grondstoffen, water, lucht, klimaat,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

consumptiegoederen

A

consumptiegoederen en -diensten geven invulling aan de behoeften van de consumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kapitaalgoederen

A

worden ingezet voor de productie van consumptiegoederen en -diensten en zijn deel van de investering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

inversteringen

A

verhogingen van de hoeveelheid reële kapitaalgoederen (machines, aanleggen datanetwerk, bouw nieuwe machines,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

productiefunctie

A

weergave van de technische relatie tussen de hoeveelheid productiefactoren (inputs) en de maximale output (de hoeveelheid economische goederen) die met inzet van die productiefactoren gerealiseerd kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

productiviteit

A

de verhouding tussen de output en de daartoe ingezette productiefactoren (inputs) binnen een bepaalde periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gemiddelde productiviteit

A

de verhouding van de gerealiseerde productie, ten opzichte van de inzet van de productiefactoren die tot deze productie hebben geleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

toegevoegde waarde

A

de waarde van de outputs verminderd met de warde van de inzet (inputs) van half afgewerkte producten die in een vorige fase van het productieproces zijn geproduceerd

17
Q

marginale productiviteit

A

wordt berekend als de verhouding van de verandering van de productie en een - in principe minimale - wijziging van de inzet van productiefactoren die de verandering in de productie veroorzaakt.

18
Q

lange termijn

A

De periode die lang genoeg is om de producent toe te laten alle productiefactoren die in het productieproces ingezet worden – zowel de hoeveelheid arbeid als de hoeveelheid kapitaal – optimaal aan te passen.

19
Q

korte termijn

A

De periode die niet lang genoeg is om alle productiefactoren aan te passen. Op de korte termijn is de hoeveelheid kapitaal constant en kan de productie enkel beïnvloed worden door de hoeveelheid ingezette arbeid