11. Op kamers Flashcards

1
Q

kamers

A

lodgings

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

huren

A

to rent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de woning

A

the house

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vertel

A

tell us

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

allebei

A

both

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

boven

A

upstairs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beneden

A

downstairs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

af en toe

A

sometimes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hen

A

them

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zij

A

they

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ons

A

us

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

eerlijk

A

honestly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gezegd

A

said

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gek op

A

crazy about

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bevalt

A

to like, to suit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de ruimte

A

the space

17
Q

ruim

A
  1. spacious

2. At least, just over

18
Q

nauw

A

narrow

19
Q

noemt

A

call

20
Q

ruim

A
  1. spacious

2. At least, just over

21
Q

het licht

A

the electricity

22
Q

beschouw

A

see, regard

23
Q

als

A

as (if?)

24
Q

redelijke

A

reasonable

25
Q

de huur

A

the rent

26
Q

How ben je aan die kamer gekomen?

A

How did you come by this lodging?

27
Q

die

A

who, this

28
Q

betekenen

A

to mean

29
Q

OP KAMERS

Hoe wonen jullie eigenlijk? Hebben jullie een EIGEN huis of HUREN jullie een WONING? En wie woont op kamers, dus bij IEMAND ANDERS in huis? Anita, VERTEL EENS hoe je woont.

Ik woon op kamers, midden in de stad, samen met een vriendin, bij een Nederlandse familie. Wij hebben ALLEBEI [both] onze eigen KAMER. Maar de douche en de KEUKEN gebruiken we samen. Onze kamers zijn boven, de keuken is beneden. Meestal MAKEN we samen het ETEN KLAAR.

Heb je veel CONTACT me die Nederlandse familie?

We eten AF EN TOE [sometimes] bij HEN [them] en ZIJ [they] eten soms ook bij ONS.

Vind je het Nederlandse eten lekker?

EERLIJK [honestly] GEZEGD [said] HOUD ik niet zo van aardappelen. Daar zijn Nederlanders GEK OP. Natuurlijk heb ik liever eten uit mijn eigen land. Maar verder BEVALT [suits] het Nederlandse eten me wel.

Heb je veel RUIMTE? Hoe GROOT is je kamer?

Mijn kamer is vrij RUIM: ongeveer 20 VIERKANTE meter. De keuken is erg NAUW: maar twee bij drie meter.

Is het een DURE kamer? Hoeveel BETAAL je ALS ik vragen mag?

Tja, wat NOEMT u DUUR? Ik betaal RUIM 300 euro per maand, INCLUSIEF gas en LICHT. ZELF [I myself] BESCHOUW [believe, regard, see] ik dat als een REDELIJKE HUUR.

Hoe ben je AAN DIE kamer GEKOMEN?

Via een vriendin van mij DIE al lang in Nederland woont. Zo sie je maar wat een VRIEND of vriendin voor JE kan BETEKENEN.

October 6, 2014, Nijmegen (Anna’s place)

A

ok

30
Q

Eigen huis

A

Own house

31
Q

Hoe ben je AAN DIE kamer GEKOMEN?

A

How did you come by this lodging?

32
Q

Ruim 300 euro per maand

A

Around 300 euro per month