1.2 - Hart en bloedvaten Flashcards Preview

1B1 > 1.2 - Hart en bloedvaten > Flashcards

Flashcards in 1.2 - Hart en bloedvaten Deck (34)
Loading flashcards...
1
Q

transport van bloed en lymfe vindt plaats ten behoeve van

A

stofwisseling
signaaltransductie
bestrijding ontsteking

2
Q

aorta - vena cava

A

elastische arterien - musculeuze arterien - kleine arterien - arteriolen - capillairen - postcapillaire venulen - musculeuze venulen - middelgrote en grote venen

3
Q

functie musculeuze arterien

A

regulatie bloeddruk

4
Q

functie elastische arterien

A

opslag van energie tijdens systole > bloeddrukverval tussen systole en diastole wordt verkleind

5
Q

relatie hogere leeftijd en elasticiteit bloedvaten

A

elasticiteit neemt af > drukverschillen nemen toe

6
Q

aorta bij geboorte

A

musculeuze arterie die in de loop van de tijd meer elastisch wordt

7
Q

waaruit bestaat de vaatwand

A

tunica intima/media/adventitia

8
Q

tunica intima

A

basale lamina: endotheelcellen
subendotheliale laag: gladde spiercellen en vezels
lamina elastica interna

9
Q

tunica media

A

gladde spiercellen (circulair)
elastische lamellae/vezels (wisselende hoeveelheden)
extracellulaire vezels afkomstig van gladde spiercellen
lamina elastica externa

10
Q

tunica adventitia

A

bindweefsel: collagene longitudinale vezels
vasa vasorum: voorzien grotere vaten van bloed tm buitenste deel media (deel van bloed komt ook door fusie uit andere 2 lagen)
nervi vasculaire: betrokken bij constrictie en dilatatie

11
Q

arteriële belangrijke functie

A

bloeddrukregulatie

12
Q

waaruit bestaat capillair vooral

A

endotheel

13
Q

zwarte draden op elastische arterie (histologie)

A

elastinevezels

14
Q

3 soorten capillairen + voorbeeld

A
  • continu: impermeabel / bloed-hersenbarriere
  • gefenestreerd: filtratie / nier
  • sinusoide: extra veel uitwisseling / lever
15
Q

welke venen hebben kleppen

A

venen wel, venulen niet

16
Q

lymfevaten:
functie
dunne of dikke wand
verschil met venen

A
  • overtollig vocht uit weefsel afvoeren
  • dunwandig
  • niet te onderscheiden
17
Q

waar eindigen de lymfevaten

A

ductus thoracic en rechter ductus lymphaticus > bloed

18
Q

arteriosclerose: wat houdt het in

A

verharding van de vaatwand

19
Q

typen arteriosclerose

A
  • excentrisch: nie thelemaar circulair rondom het bloedvat

- concentrisch: circulair rondom het bloedvat

20
Q

monkebergse media sclerose

  • concentrisch of excentrisch
  • welk type vat
  • wat is er aan de hand
A
  • concentrisch
  • musculeuze arterie
  • kalk in tunic amedia
21
Q

arteriolosclerose

  • concentrisch of excentrisch
  • welk type bloedvat
  • welke soorten
A
  • excentrsich
  • arteriole
  • myeline: lichtroze
  • hyperplatisch: donkere schillen
22
Q

atherosclerose gedurende leven

A

steeds meer

23
Q

atherosclerose

A

vet hoopt op aan endotheellaag > plaque met fibreuze kap eroverheen > tunica media aangedaan

24
Q

wat gebeurt er als de fibreuze kap scheurt

A

er ontstaat een trombus > vat afgesloten

25
Q

waaruit bestaat fibreuze kap

A

gladde spiercellen vanuit tunica media

26
Q

gevolg van atherosclerose

A
  • dissectie
  • ruptuur
  • aneurysma
  • hartinfarct
27
Q

atherosclerose > myocardinfarct

A

atherosclerose in coronairen (klein en musculair) > instabiele plaque > kap scheurt > endotheel raakt los en gaat kapot > bloedprop > ischemie > myocardinfarct

28
Q

risicofactoren atherosclerose (7)

A
  1. genetisch
  2. leeftijd
  3. geslacht: M>F, tot menopause
  4. hyperlipidaemie
  5. hypertensie
  6. roken
  7. diabetes mellitus
29
Q

atherosclerose: welke vaten

A

elastische en musculaire arterien

30
Q

risicofactoren aneurysma

A
  1. atherosclerose: tunica media zet uit, vooral abdominaal
  2. hypertensie: druk > vat zet uit
  3. bindweefselziekten: vooral thoracaal
31
Q

grote risico van aneurysma

A

dunner > zet meer uit > ruptuur

32
Q

dissectie van de aorta

A

kleine scheur in tunica intima > bloedpool in (zwakke) tunica media > ruptuur

33
Q

risicofactoren dissectie

A
  1. hypertensie: tunica media gevoeligst hiervoor
  2. bindweefselziekten: door zwarte tunica media
  3. zwangerschap
34
Q

functie endotheelcellen

A
  • motoriek regelen
  • barriére - cellen verbonden met cadherines: regeling doorlaatbaarheid
  • bloedstolling: eigenlijk is vaatwand anti-trombotisch (tegen bloedstolling) maar bij beschadiging verdwijnt endotheellaag > bloedplaatjes hechten > stolling
  • angiogenese/vaatvorming: uitgroei endotheelcellen in richting waar nieuwe vaten nodig zijn