1.3 - Iongradiënten en membraanpotentiaal Flashcards Preview

1B1 > 1.3 - Iongradiënten en membraanpotentiaal > Flashcards

Flashcards in 1.3 - Iongradiënten en membraanpotentiaal Deck (27)
Loading flashcards...
1
Q

intracellulaire en extracellulaire concentratie

  • Na
  • K
  • Ca
  • Cl
  • pH
A
  • 5-15 / 145 mM
  • 140-155 / 4-5 mM
  • 0,1 microM / 1-2 mM
  • 5-15 / 110 mM
  • 7.2 / 7.4
2
Q

hoe verschillen de iongradiënten tussen buiten en binnen

A

in de cel heel veel negatieve ionen (eiwitten/fosfaten) die gescheiden worden door semi-permeabel membraan > ladingsverschillen > concentratieverschillen en membraanpotentiaal

3
Q

Vm ligt tussen …

A

-50 en -90 mV

4
Q

hoe kunnen ionen door membraan (2)

A

speciale eiwittcomplexen

  • kanalen: als deze open is, kan deze veel ionen achter elkaar doorlaten
  • carriers: enkele ionen erin door conformatieverandering
5
Q

waar is iontransport van afhankelijk

A
  • concentratieverschil

- spanningsverdeling over membraan: elektrochemische gradiënt

6
Q

kanalen (3)

+ voorbeeld

A
  • open of gesloten
  • ionselectief
  • transport met gradiënt mee
    K kanaal
7
Q

poriën (3)

+ voorbeeld

A
  • langdurig open
  • diffusie van vele moleculen tegelijkertijd; weinig selectief
  • transport met gradiënt mee
    connexon
8
Q

carriers (3)

+ voorbeeld

A
  • conformatie verandert beurtelings tijdens transport
  • diffusie van één of enkele moleculen tegelijkertijd; selectief
  • transport met gradiënt mee
    GLUT (glucose transporter)
9
Q

pompen (3)

+ voorbeeld

A
  • conformatie verandert beurtelings tijdens transport
  • transport van één of enkele moleculen tegelijkertijd; selectief
  • transport tegen gradiënt in, dus input van extra energie nodig
    Na/K ATPase
10
Q

2 vormen van actief transport

A
  • primair: ATP-hydrolyse

- secundair: energie komt uit gebruik van elektrochemische energie van ander ion/molecuul

11
Q

3 soorten carriers

A
  • uniporter transporteert 1 molecuul
  • antiporter transporteert meerdere moleculen in tegengestelde richting
  • symporter transporteert meerdere moleculen in gelijke richting
12
Q

door welk iongradiënt wordt de Vm rust voornamelijk bepaald

A

kalium
rustmembraanpotentiaal ligt dichtbij het evenwichtspotentiaal van kalium omdat kaliumkanalen een relatief grote permeabiliteit hebben (relatief vaak open)

13
Q

nernstvergelijking

A

Ex = -61,5/Z x log(in/uit)

14
Q

rustmembraanpotentiaal vergelijking

A

Vm = -61,5 log (in/uit)

15
Q

waardoor wordt Vm grotendeels bepaald op volgorde

A

PK > PCl»_space; PNa > PCa

16
Q

in iongradiënten zit … energie

A

potentiële

17
Q

opening Na kanaal leidt tot …
en Ca …
van welke energie wordt hierbij gebruik gemaakt

A
  • actiepotentiaal in zenuw- en spiercel

- actiepotentiaal in pacemakercel

18
Q

Na gekoppeld transport

A

tegen concentratiegradiënt in
glucosetransport
Na/Ca exchange

19
Q

potentiële energie in de elektrochemische gradiënt (Δμ)

A

Δμ = concentratiegradiënt + potentiaalverschil
= R T ln(in/uit) + z F Vm
(in/uit, dus influx)

20
Q

als Δμ < 0 dan …
als Δμ > 0 dan …
als Δμ = 0 dan …

A
  • in
  • uit
  • Vm = Ex; evenwicht
21
Q

Extra

A

Oefenen met sommen

22
Q

functie natrium-kaliumpomp

A

iongradiënt in stand houden

23
Q

werking natrium-kaliumpomp

A

ATP > 3 Na naar buiten en 2 K naar binnen

24
Q

waar komt energie vandaan van natrium-kaliumpomp

A

in conformatieverandering
ATP wordt gebruikt om 1 aminozuur van alpha subunit vd pomp te fosforyleren > grote negatieve lading > conformatieverandering > van opening aan binnenzijde naar opening aan buitenzijde > fosfaat eraf > negatieve lading valt weg > oorspronkelijke vorm

25
Q

remmer van Na/K ATPase

waarbij wordt dit gebruikt

A

digoxine bindt aan pomp > verstarring (conformatieverandering wordt geremd) > iongradiënten worden niet gehandhaafd
bij hartfalen

26
Q

primair actieve transporters (3)

A

Na+/K+ ATPase - PM: antiport 3 Na / 2 K
Ca ATPase - PM: antiport 1 Ca / 1, 2 of 3 H
Ca ATPase - ER: antiport 2 Ca / 2 H van spier

27
Q

secundair actieve transporters (4)

A

NCX (Na/Ca exchanger)
antiport 3 Na en 1 Ca over PM

NHE (Na;H exchanger)
antiport van 1 Na en 1 H over PM

ANT (adenine nucleotide translocator)
antiport van 1 ADP3 en 1 ATP4 over mitochondriale binnenmembraan

SGLT-2 (Na+-glucose transporter SGLT-2):
symport 1 Na en 1 glucose over PM