13. Posttraumatische stress Flashcards
(25 cards)
Posttraumatische-stressstoornis
- Één of meer traumatische gebeurtenissen
- Traumatische gebeurtenis herbeleven
- Prikkels vermijden die aan gebeurtenis doen denken of minder reageren op omgeving
- Verschijnselen van verhoogde prikkelbaarheid
- beperkte toekomst
- comorbiteit (75%): alcoholafhankelijkheid en -misbruik, depressie (vr), gedragsstoornis, verslaving.
- assessment: vragenlijst, SCID-I, GAPS, Mississippi-PTSD-schaal, Impact of Event Scale, Symptom Checklist
- 7-12% lifetimeprevalentie
type I-trauma
Onverwachte (meestal) eenmalige gebeurtenis
type II-traum
Aanhoudend of herhaaldelijk optredende gebeurtenissen.
Traumainfectie
Zodanige preoccupatie met het trauma teweegbrengen dat het functioneren er ernstig door wordt belemmerd.
Herbeleving
- herinneringen
- dromen
- gedragen of voelen
- intens psychisch lijden bij blootstelling
- fysiologische reactiviteit
Afstomping van de algemene reactiviteit
Na een traumatische gebeurtenis reageren mensen dikwijls minder op wat er om hen heen gebeurt
Secundaire victimisatie
Het slachtoffer van een traumatische gebeurtenis wordt door de negatieve reacties van de omgeving (gebrek aan sociale steun, verwijten, beschuldigingen) als het ware opnieuw slachtoffer.
Verhoogde arousal
- slaapklachten
- moeite met emotie beheersing
- concentratieproblemen
- overmatige waakzaamheid
- overdreven schrikreacties
Acute-stressstoornis
- twee dagen tot een maand
- dissociatieve symptomen (derealisatie, depersonalisatie, dissociatieve amnesie)
Aanpassingsstoornis
- ontstaat na zeer verschillende, positieve en negatieve, traumatische en niet-traumatische stressvolle gebeurtenissen
Chronische aanpassingsstoornissen
Psychische problemen zijn reactie op langdurige stressbron.
dosis-effectrelatie (Grinage)
Wie meer meemaakt, heeft een grotere kans PTSS te ontwikkelen
beheersingsoriëntatie
Intern (beheersbare interne factoren bepalen wat er gebeurt) en extern (onbeheersbare externe factoren bepalen wat er gebeurt)
Risicofactoren
- Factoren die PTSS in sommige studies voorspellen en niet in andere.
- factoren die PTSS meer consistent voorspellen, maar in wisselende mate afhankelijk van de onderzochte groep en de gehanteerde methode.
- Factoren met een meer eenduidige voorspellende betekenis.
Proximale factoren
Factoren die in de tijd dichter bij de traumatische gebeurtenis liggen. (sterkere relatie met PTSS)
Distale factoren
Factoren die in de tijd verder liggen.
Peritraumatische dissociatie
Dissociatieve ervaringen die tijdens en onmiddellijk na de traumatische gebeurtenis optreden, zoals een gevoel van onwerkelijkheid, een veranderde beleving van tijd en een veranderd zelfgevoel.
Algemene stress-responsesyndroom
- outcry
- ontkenning
- herbeleving
- doorwerken
5 voltooiing
Horowitz
Leertheoretische verklaring
Tweefactorentheorie van Mowrer
Cognitieve verklaring
- beoordeling: primair en secundair
- emotie- of individugerichte coping
- probleem- of taakgerichte coping
outreach
het ongevraagd en actief, vriendelijk maar niet opdringerig aanbieden van hulp.
Critical incident stress debriefing (CISD)
De hulp bestaat uit een of meerdere groepsbijeenkomsten waarin de slachtoffers en hulpverleners de indrukken die ze hebben opgedaan tijdens en na de ingrijpende gebeurtenis, kunnen uiten bespreken.
Gedragstherapie
Traumaverwerking dmv exposure
Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR)
Nieuwe, krachtige methode voor de behandeling van acute- en posttraumatische- stressstoornissen bij mensen die een eenmalige traumatische gebeurtenis hebben meegemaakt. (type I)
Even effectief als cognitieve gedragstherapie en effectiever dan farmacotherapie