2.3 - Neurotransmitters van het AZS Flashcards Preview

1B1 > 2.3 - Neurotransmitters van het AZS > Flashcards

Flashcards in 2.3 - Neurotransmitters van het AZS Deck (32)
Loading flashcards...
1
Q

wat gebeurt er in cholinerge synaps

A

choline in presynaptisch neuron > bindt met acetylCoA door cholineacetyltransferase > CoA en Ach > Ach opgeslagen in blaasjes > wordt vrijgemaakt bij depolarisatie > M of N receptoren > effect > wordt omgezet door Ach esterase

2
Q

welke farmaca werken op cholinerge synaps

A
  • triethylcholine
  • tetrodotoxine
  • botulinetoxine
  • hemicholinium
  • M en N receptor agonisten en antagonisten
  • Ach esterase remmer
3
Q

cholinerge receptoren

neurotransmitters van hoge naar lage affiniteit

A
  • M1 tm M5
    M - Ach - N
  • nicotine alpha-epsilon
    N - Ach - M
4
Q

nicotinereceptoren

4 plaatsen + effect

A
  1. ganglia - transmitterafgifte
  2. bijniermerg - (nor)adrenaline
  3. presynaptisch - transmitterafgifte
  4. skeletspier - contractie
5
Q

lokatie M1-M5

A
M1 - CZS, perifere zenuwen
M2 - hart, zenuwen
M3 - exocriene klieren, gladde spieren 
M4 - CZS (locomotie)
M5 - CZS
6
Q

muscarinereceptoren

plaatsen + effect

A
  1. hart
  2. arteriën
  3. presynaptisch
    4 gladde spieren
  4. exocriene klieren -
7
Q

parasympathomimetica glaucoom

A

parasympathomimeticum
pilocarpine (cholinerge agonist): pupilvernauwing > iris gaat zich rechttrekken > kanalen die oogvocht afvoeren zijn beter toegankelijk > oogdruk daalt

8
Q

parasympathomimeticum urineretentie

A

bethanechol (cholinerge agonist)

9
Q

parasympathomimeticum hersetel spierverslapping

A
parasympathomimeticum
neostigmine (stigmine = Achesterase remmer)
10
Q

parasympathomimeticum myasthenia gravis (autoimmuun skeletspierverslapping)

A

parasympathomimeticum

pyridostigmine/neostigmine

11
Q

parasympathomimeticum alzheimer

A

parasympathomimeticum

rivastigmine

12
Q

bijwerkingen M agonisten

A

DUMBELS

13
Q

botulinetoxine

  • hoe werkt het
  • effect
  • herstel
A

bindt met presynaptisch membraan: blokkeert Ach afgifte en verlamt cholinerge zenuwen
verlamming na ong. 3 dagen voor 2-3 maanden
herstel naarmate nieuwe zenuwuiteinden ontwikkelen

14
Q

botulinetoxine: therapeutisch gebruik

A
spasme:
- ooglid (blefarospasme)
- aangezichtspijnen (hemifacialisspasme)
- halsspieren (torticollis spasmodica)
lokaal geïnjecteerd > spier verlamt 
  • strabismus (scheelzien) door spasme
  • hyperhydrose (zweten)
  • botox, face-lift: rimpels ontstaan door samentrekking spieren > verlamming en deels verlies mimiek
15
Q

mimetica

A

agonisten

16
Q

lytica

A

antagonisten

17
Q

waar parasympatische receptoren

A

hart, gladde spieren, exocriene klieren, synapsen

18
Q

waar sympathisch cholinerge receptoren

A

zweetklieren

19
Q

waar sympathisch adrenerge receptoren

A

hart, gladde spieren, synapsen

20
Q

waar sympathisch dopaminerge receptoren

A

renale bloedvaten

21
Q

waar sympathische receptoren

A

bijniermerg

22
Q

waar somatische receptoren

A

skeletspieren

23
Q

triethylcholine

A

lijkt op choline, gaat neuron in, geen vorming Ach

24
Q

tetrodotoxine

A

blokkeert Na kanalen > geen depolarisatie > geen Ca verhoging > geen Ach release

25
Q

hemicholinium

A

blokkeert transport choline in neuron

26
Q

botulinetoxine

A

opgenomen door endocytose > afgifte Ach geremd

27
Q

M receptor hart

A

daling HF, inotropie, HMV

dus indirect daling BD

28
Q

M receptor arterien

A

vasodilatatie door NO

dus indirect daling BD

29
Q

M receptor presynaptisch

A

daling transmitterafgifte

30
Q

M receptor gladde spieren

A

contractie oog, bronchiën, maagdarmkanaal, urineblaas

31
Q

M receptor exocriene klieren

A

secretie: traan, speeksel, bronchiaal, zweet

32
Q

parasympathicolyticum glaucoom

A

atropine: endogeen Ach wordt geremd > pupilvergroting