3.1 de atmosfeer Flashcards

1
Q

atmosfeer

A

Het geheel aan gasvormige stoffen die het vaste en vloeibare deel van de aardkorst omringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

troposfeer

A

De onderste laag van de atmosfeer, die ongeveer 15 km dik is en waarin zich de meeste gasmoleculen bevinden en waar het weer is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ozonlaag

A

Zone in de stratosfeer op 15 tot 30 km hoogte waar ozon wordt gevormd onder invloed van de voor het leven schadelijke uv-straling van de zon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

stralings- of energiebalans

A

De optelsom van de kortgolvige straling (zonlicht) op aarde, de naar het heelal teruggekaatste straling en de langgolvige uitstraling (warmte) van de aarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Natuurlijk broeikaseffect

A

Het vasthouden van warmte door broeikasgassen in de atmosfeer zonder invloed van de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Albedo

A

De mate waarin een oppervlak zonne-energie weerkaatst uitgedrukt in een percentage.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Frontale regen

A

Neerslag die onstaat bij een front, als relatief warme of koude lucht opstijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Front

A

Grensvlak tussen relatief warme en koude lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stijging regen

A

Neerslag die ontstaat door een opwarming van het aardoppervlak en de lucht daarboven, vooral rond de evenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stuwingsregen

A

Neerslag die ontstaat als lucht bij een gebergte gedwongen wordt op te stijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly