3.2 - Pathofysiologie van pompfunctiestoornissen Flashcards Preview

1B1 > 3.2 - Pathofysiologie van pompfunctiestoornissen > Flashcards

Flashcards in 3.2 - Pathofysiologie van pompfunctiestoornissen Deck (20)
Loading flashcards...
1
Q

oorzaken pompfalen

A
  • primair: aandoening myocard (hartspier)
    myocarditis (infectie) / myocardinfarct
  • secundair: overbelasting hartspier
    drukbelasting / volumebelasting
2
Q

oorzaken drukbelasting

A

hypertensie

stenose

3
Q

hoe wordt hartinfarct veroorzaakt

A

verstoring in doorbloeding hartspier door verstoring in vaatfunctie

4
Q

myocardinfarct in het kort

waarom kan dit niet door het lichaam hersteld worden

A
  • doorbloeding naar deel hartspier stopt > trombus gevormd op beschadigd stukje coronair > deel hartspier sterft af
  • hartspiercellen kunnen niet goed delen en stamcellen hart kunnen groot verlies van hartspiercellen niet compenseren door nieuwe aan te maken
5
Q

myocarditis in het kort

A

ontsteking in hartspier of vaatjes naar hartspier

6
Q

gevolgen myocardinfarct

A
  • contractiliteit neemt af > SV neemt af > HMV neemt af > BD neemt af
7
Q

gevolg verhoging BD myocardinfarct

A

daling BD waargenomen in aortaboog en sinus carotis > signalen naar cardiovasculaire controlecentrum hersencentrum > a

8
Q
myocardinfarct: 
aanpassingen
- contractiliteit
- SV
- HMV
- BD
A
  • sympaticus >verhoging contractiliteit gezonde weefsel
  • sympaticus: venoconstricite > druk in vvb stijgt > LV vult beter > preload neemt toe > SV neemt toe
  • HF stijgt door onttrekken para (nX stopt - ACE) en daarna activeren sympaticus (NA - beta 1 - SA knoop) > HMV omhoog
  • door bovenstaande aanpassingen + toenale perifere vaatweerstand
9
Q

welke receptoren zorgen voor

  • verhoging contractiliteit
  • venoconstrictie
A
  • beta 1

- alpha 1

10
Q

myocardinfarct: aanpassingen op lange termijn

A

via nieren wordt vocht vastgehouden
lage druk > via druksensoren nieren afgifte renine > zorgt voor productie angiotensine >
1. hoge vaatspanning en
2. vrijmaken aldosteron > vocht vasthouden nier >
toename preload > SV omhoog

11
Q

welke receptor in nier maakt renine vrij

A

beta 1

12
Q

.. leidt tot longoedeem

.. leidt tot oedeem lichaam

A

hoge vullingsdrukken RV

hoge vullingsdrukken LV

13
Q

effecten hoge preload

A

grotere LV > afterload neemt toe > stress en stretch receptoren > hypertrofie / verdikking wand om stress te laten dalen

14
Q

myocardinfarct:

van compensatie naar decompensatie

A
  • neurohumorale activatie:
    betareceptoren: lagere gevoeligheid en dichtheid
    RAAS activatie
  • inflammatie
  • remodelering
    afwijkingen flow/metabolisme
    cardiomyocyt disfunctie door verstoring ca huishouding of disfunctie contractiele apparaat
    veranderingen in ECM
    pathologische signaaltransductiepaden
15
Q

hart:
2 pathologische signaaltransductiepaden
2 “goede” paden

A
  • GPCR leiden tot signaaltransductiepad (NFAT) > slechte vorm van hypertrofie
  • beta receptoren
  • groeifactoren
  • natriuretische peptiden
16
Q

systolisch hartfalen
waardoor kan dit ontstaan
hoe wordt dit ook wel genoemd en waarom

A

hartspier gaat excentrisch remoduleren en verwijden
probeert dikkere wand te maken
hartspier kan verwijden > wanddikte houdt hypertrofie niet bij
dilatatie hartspier
blijvende toename wandspanning en wandstress
- hartinfarct
- hypertensie
- hartklepafwijkingen
- gedilateerde cardiomyopathie
HFrEF
gereduceerde ejectiefractie =(SV/EDV)

17
Q

diastolisch hartfalen
waardoor kan dit ontstaan
hoe wordt dit ook wel genoemd

A
verdikking hartspier 
- diabetes mellitus
- chronische nierschade
- COPD
- hypertrofe cardiomyopathie
HFpEF
gepreserveerde ejectiefractie
18
Q

wat kan zowel tot HFrEF tot HFpEF leiden

A

obesitas, hypertensie, diabetes, nierschade

19
Q

bij systolisch harfalen doet het probleem zich vooral voort in …
bij diastolisch in …

A
  • ECM en hartspiercellen (radicalen)
  • ontstekingsfactoren in endotheelcellen > foute signalering in hartspiercellen > hypertrofie + toename passieve kracht (niet meer goed relaxeren)
20
Q

verschil in behandelingen systolisch en diastolisch hartfalen

A

systolisch behandelingen gaan goed met stoffen die aangrijpen op nauwe neuronale systeem, die geactiveerd wordt als hart niet goed uitpompt
diastolisch geen effectieve behandeling, omdat populatie heterogeen is