3.5 - Renine-angiotensine-aldosteronsysteem Flashcards Preview

1B1 > 3.5 - Renine-angiotensine-aldosteronsysteem > Flashcards

Flashcards in 3.5 - Renine-angiotensine-aldosteronsysteem Deck (31)
Loading flashcards...
1
Q

waar is RAAS voor en wat is het

A
hormonaal systeem: reguleren BD en zoutbalans  
regulatie CV (cardiovasculaire) hermodeling: groeieffecten en vasoconstrictie
2
Q

RAAS activeren bij

A

lage BV en lage BD
activatie van circulerende RAAS
CV/nier schade (bijv. hartinfarct): lokale systeem gaat aan

3
Q

overactivatie RAAS leidt tot

A

hoge BD, hartfalen, fibrose > slechte prognose

4
Q

RAAS werkt …

A
  • antidiuretisch : Na vasthouden in bloed > BV omhoog
  • vasoconstrictief

> BD omhoog

5
Q

waar komt renine vandaan

A

juxtaglomerulaire cellen, rond afferende arteriolen van glomerulus

6
Q

afgifte renine door

A
  • lage BD > stretch JGC > activatie renine in bloed
  • lage BD > laag Na in prourine in distale tubulus gevoeld door hierin MDC > geven prostaglandine zodat JGC renine afgeven
  • sympatische vezels > NA > renine geregeld
7
Q

prorenine > renine

A

prosegment afgeknipt van prorenine > renine

ang I wordt door enine gevormd uit angiotensinogeen

8
Q

prorenine > renine

A

prosegment afgeknipt van prorenine > renine

ang I wordt door enine gevormd uit angiotensinogeen

9
Q

v bepalende reactie voor ang II vorming

A

angiotensinogeen > angiotensine I

vnm renineconcentratie bepaalt hoeveel ang II

10
Q

ang I > ang II

A

ang I circuleert in bloed > voorbij long > in long ACE aangemaakt wat Ang II produceert

11
Q

waar zit ace in long

A

celmembranen van endotheelcellen die in bloedvaten long zitten

12
Q

ang II

A

circuleert door lichaam en kan aan 2 receptoren binden: AT1 en AT2

13
Q

AT1 receptor

A

ciruculerende RAS betrokken bij

  • vasoconstrictie
  • zout/water reabsorptie
  • aldosteron secretie bijnier
  • sympatische activatie
  • celgroei
  • aanpassing ECM
14
Q

AT2 receptor

A
  • vasodilatatie
  • remming celgroei
  • (embryonale) differentiatie
15
Q

interactie RAAS - sympatisch systeem: bloedvaten en nieren

antagonisten

A

bloedvaten:
AT1 > potentiatie alpha 1 receptor > vasoconstrictie
- AT1 antagonist meestal
- alpha 1 antagonist pas bij acute hypertensie door bijwerkingen

nieren:
beta 1 in JGC > NA bindt hieraan > renine afgifte
- beta 1 antagonist

16
Q

aldosteron

A

Ang II via AT1 aldosteron afgifte
bindt aan minerale corticoid receptor > Na en water reabsoptie, dorst > toename bloedvolume
in verzamelbuis nier

stimuleert opname Na en water in het bloed en afvoer van K via urine

middelen hoge BD/diuretica zorgen voor K verlaging in bloed > aldosteron remmen > K vanuit circulatie naar urine tegengehouden: K sparend diureticum

17
Q

AT1 zorgt naast vasoconstrictie en bloedvolume voor

A

negatieve koppeling voor afgifte renine

18
Q

primaire hypertensie
oorzaak?
2 soorten

A

onbekende oorzaak

hoog renine: verhoogde vasoconstrictie
laag renine: gevolg van verhoogde Na retentie en bloedvolume (mineralocort./Na kanaal probleem)

19
Q

secundaire hypertensie

A

hypertensie door ziektebeeld

bijv. nierziekten en tumoren (houden bijv. aldosteron tegen)

20
Q

antihypertensiva: ACE remmer

A

remming AngII productie > remming vasoconstrictie en verlaging bloedvolume en bloeddrukverlaging

21
Q

antihypertensiva: AT1 receptor blokkers

bijeffect

A

binding AngII aan AT1 tegengehouden > verlaging bloedvolume en bloeddrukverlaging

meer vrije AngII > kan binden aan AT2 > vasodilatatie en verlaagt bloedvolume

22
Q

antihypertensiva: renine remmer

A

renine tegengehouden > productie AngII gestopt > geen simulatie AT1 RECEPTOR

23
Q

antihypertensiva: MR remmer

A

aldosteron remmer via MCR antagonist

Na verlaging en K verhoging in bloed

24
Q

nog een werking ACE remmers

A

ACE breekt ook bradykinine af, BD verlagend vasodilaterend hormoon
ACE remmer > meer bradykinine > via NO vasodilatatie > BD verlaging

25
Q

bijwerkingen ACE remmers

A

hoest door bradykininegemedieerde constrictie van bronchiën

26
Q

bijwerkingen ACE/AT1 remmer

A

negatieve terugkoppeling AT1 van renine weg > plasma renine concentratie neemt toe > gewenning ACE/ARB

“oplossing”: renine remmer erbij > systeem plat > hypotensie > onv. nierperfusie en verlies functie aldosteron en hyperkalemie (hartritmestoornissen)

27
Q

behandeling hypertensie onafh van RAAS

A
  • diuretica: zout en water excretie
    nadeel plasma renine concentratie stijgt
  • betablokker: reductie cardiac output, remming renine afgifte
  • calcium antagonisten: vasodilatatie
28
Q

hypertensie

risicofactor voor

A
  • hartaanval
  • hartfalen
  • herseninfarct
  • retinopathie
  • chronisch nierfalen
29
Q

effecten lokaal RAAS

A

effect:
hypertrofie en fibrotisering hart, vaten en nier
ziekte:
- hartfalen na myocarinfarct
- athero- en arteriosclerose
- glomerulosclerose (verbindweefseling glomerulus), nefropathie

30
Q

verschil circulatie en weefseleffectien nier

A
circulatie: 
kortdurende effecten
nier - Na en water reabsorptie via aldosteronsecretie
bloedvat - constrictie
hart - positieve chronotrope effecten
weefsel: 
langdureige effecten
nier - intragomerulaire hypertensie
bloedvat - hypertrofie
hart - myocardiale hypertrofie
31
Q

hypertensie, myocardinfarct, volume overload > spanning myocard > …
behandeling

A

ACE expressie hart > lokale angiotensine productie > hypertrofie
ACE remmers