4.1 - ATP turnover Flashcards Preview

1B1 > 4.1 - ATP turnover > Flashcards

Flashcards in 4.1 - ATP turnover Deck (22)
Loading flashcards...
1
Q

hartspier in rust: waar haalt het zijn energie vooral vandaan (%)
inspanning

A
  • 95% uit verbranding vetzuren

- vetzuren belangrijkste + meer glucose en glycogeen

2
Q

stabiele angina pectoris; hoe ingrijpen op ATP

A

remmen vetzuuroxidatie > meer glucose en glycogeen

3
Q

ATP turnover

A

constant houden van hoeveelheid ATP

bij gebruik van E wordt E geproduceerd door verbranding vetten, eiwitten en koolhydraten

4
Q

anaerobe ATP aanmaak

A
  1. creatinefosfaat: Cr + ATP
  2. glycogeen: 2 lactaat + 2H + 3 ATP
  3. glucose: 2 lactaat + 2H + 2 ATP
5
Q

aerobe ATP aanmaak

A
  1. glucose: 32 ATP
  2. glycogeen: 33 ATP
  3. vetzuur (C16): 106 ATP
6
Q

ATP synthese hartspier in rust en inspanning

A
  • 60-95% vetzuurverbranding

- 5-35% glucose/glycogeenverbrnding

7
Q

aerobe glucose/glycogeen verbranding hangt af van …

A

mate/snelheid (bepaald door hoeveelheid O2) waarin NADH in mito gereoxideerd kan worden naar NAD+
NADH > NAD, H+, 2e- > e- worden aan O2 gegeven > ATP komt vrij

8
Q

nadeel van deels verbranding glycose/glycogeen in cytosol

A

als alle NAD+ omgezet in NADH > glycolyse houdt op

9
Q

hoe gaat NADH door mito binnenmembraan

A

e- van NADH overgezet op oxaalacetaat > malaat gevormd > malaat in mito door transporter > malaat geeft e- af aan NAD+ > NADH en oxaalacetaat gevormd
oxaalacetaat > aspartaat > aspartaat door transporter terug naar cytosol > oxaalacetaat

10
Q

hoe gaat NADH door mito binnenmembraan

A

e- van NADH overgezet op oxaalacetaat > malaat gevormd > malaat in mito door transporter > malaat geeft e- af aan NAD+ > NADH en oxaalacetaat gevormd
oxaalacetaat > aspartaat > aspartaat door transporter terug naar cytosol > oxaalacetaat

11
Q

citroenzuurcyclus levert veel … op in de vorm van …

A

elektronen, NADH of FADH2

12
Q

OXFOS

A

elektronen worden getransporteerd via complexen
elektronen van NADH overgedragen aan zuurstof > water ontstaat
bij transport door complexen worden protonen naar buiten gepompt
protonengradient wordt gevormd
deze zorgt dat er met protonen atp gemaakt kan worden
3 protonen naar binnen > 1 atp
1 proton nog voor fosfaatcarrier
NADH: 2,5 ATP
FADH mist eerste protonpomp (4 protonen) > 1,5 ATP

13
Q
  • oxidatie
  • fosforylering
  • koppelingsfactor / proton motive force
A
  • NADH/FADH2 > FAD/NAD
  • ADP > ATP
  • protonengradient
14
Q

in een proton zit E van … kJ/mol - waardoor wordt deze energie gevormd
1 ATP maken kost … kJ

A

-21,5: potentiele energie H+ en membraanpotentiaal (-175mV!)

50

15
Q

in een proton zit E van … kJ/mol

1 ATP maken kost … kJ

A

-21,5

50

16
Q

als je 4 protonen wilt pompen naar buiten (complex moet een voldoende energie zitten in …

A

overgang van elektronen van NADH naar tussenvorm (coenzym Q)

17
Q

pH gradiënt over mito binnenmembraan in cel in rust

A

maximaal: alle energie gebruikt om H+ naar buiten te pompen

18
Q

sterk protonengradiënt > NADH kan elektronen niet kwijt

wanneer weer wel?

A

H+ gradient verminderd, dus protonen naar binenn pompen, dus ATP maken / energie verbruiken

19
Q

gevolg

meer ATP verbruik dan ATP resynthese

A

meer ADP:
CrP + ADP > Cr + ATP
en ADP wordt verder afgebroken in AMP

20
Q

opbrengsten glyco(geno)lyse

A

NADH
geen zuurstof en tijd om elektronen naar mito te brengen
dus NADH

21
Q

wat doet AMP

A
  1. allosterische activator van PFK en GP (glycogeen > glucosefosfaat)
    dus glyco(geno)lyse wordt versneld
  2. activatie vetzuuroxidatie
  3. deel omgezet in adenosine > verlaat cel > vasodilatatie (van aanvoerend arterieel bed): poging om meer zuurstof aan te trekken en zuur kwijt te raken
22
Q

wat kan gunstig zijn voor angina pectoris wat betreft mito enzo

A

remming vetzuuroxidatie versneld aeroob verwerken van glucose > glycolyse heeft per O2 meer ATP opbrengst dan vetzuuroxidatie