8.2 operatieve caries behandeling Flashcards

(52 cards)

1
Q

implicaties v vochtcontaminatie (4)

A
  1. inspectie v alle gebitselementen
  2. applicatie v preventieve middelen (verdunning door speeksel)
  3. preparatiefase (bepalen excavatiegrens)
  4. restauratiefase (speekselcontaminatie = verminderde hechting)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voorkomen v vochtcontaminatie door : (3)

A
  1. rubberdam
  2. wattenrollen
  3. speciale technieken voor cervicale laesies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rubberdam, voordelen (7)

A
  1. werkterrein vrij v bloed/ speeksel
  2. beschermt tegen inslikken, aspireren partikels/ instrumenten
  3. verbetering v zichtbaarheid tov kleur
  4. voorkomt beslaan spiegel
  5. beschermt slijmvliezen tegen irriterende producten
  6. drukt gingiva weg; diepe preparatise /cervicale beter zichtbaar
  7. minder hinder v tong/wangen/lippen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat maakt plaatsen v rubberdam moeilijk? (4)

A
  1. onvolledig doorgebroken elementen
  2. derde molaar
  3. sterk gemutileerde elementen/ uitgebreide preparaties
  4. ruimtegebrek
    (5. overgevoeligheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

manieren om cervicale laesies droog te leggen (3)

A
  1. gemodificeerde klem (vestibulaire deel naar beneden buigen)
  2. minimale gingivaflap
  3. contourstrip
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

droogleggen dmv wattenrollen, indicaties (4)

A
  1. inspectie elementen
  2. fluoapplicatie
  3. aanbrengen tijdelijke restauraties
  4. rubberdam kan niet aangebracht worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beschikbare materialen voor een directe restauratie (5)

A
  1. composiet
  2. glasionomeer
  3. compomeer
  4. tijdelijk vullingsmateriaal
  5. amalgaam
    (indirect= goud, porselein etc…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voordeel composiet 3

A
  1. kleur
  2. slijtvastheid (afh v vulstof)
  3. breukweerstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

nadelen composiet 4

A
  1. contactpunt
  2. polymerisatiekrimp
  3. krimpspanning
  4. randspleten/microlekkage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voordelen glasionomeer (3)

A
  1. fluoride vrijzetting
  2. bindt met glazuur én dentine
  3. gemakkelijk te plaatsen (ook bij snellere vochtcontaminatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

nadelen glasionomeer (2)

A
  1. kleur

2. slijtage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voordelen compomeer (3)

A
  1. minder hydrofoob dan GI en comp
  2. minder krimpspanning dan comp
  3. geringe fluo afgifte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

nadelen compomeer (2)

A
  1. slijtage

2. lage breukweerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

amalgaam is en legering van (5)

A
  1. Ag - zilver
  2. Sn - tin
  3. Cu - koper
  4. Zn - zink
  5. Hg - kwik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voor- en nadelen amalgaam

A

++ grote druk- en slijtvastheid

    • corrosie (breuk, verkleuring ..)
    • secundaire caries
    • uitboren onder rubberdam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

amalgaam, gezondheidrisicos (4)

A
  1. overgevoeligheidsreacties
  2. oraal galvanisme
  3. kwikvrijzetting door corrosie
  4. amalaampigmentatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

kenmerken tijdelijk vullingsmateriaal (7)

A
  1. eenvoudig te verwerken
  2. makkelijk te verwijderen
  3. mag niet interfereren met harding/bonding v definitief vullingsmateriaal
  4. stevig genoeg voor enkele weken in mond
  5. biocompatibel
  6. goedkoop
  7. zo esthetisch mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

soorten tijdelijk vullingsmateriaal (5)

A
  1. ZnO-eugenol cement (ZOE)
  2. glasionomeer
  3. ZnFosfaat cement
  4. acryl kunsthars
  5. geprefabriceerde kroon (polycarbonaat /metaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

kenmerken ZnO-eugenol (zoe) cement (4)

A

1 cave uitharding composiet

  1. beschermt pulpa tegen chemische aantasting
  2. gemakkelijk
  3. enkele maanden stevig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

soorten glasionomeren (2)

A
  1. poeder: fijngemalen glaspartikels

2. vloeistof: waterige oplossing polyacrylzuur of maleinezuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

indicaties glasionomeer (5)

A
  1. melkmolaren
  2. cervicale laesies
  3. wortelcaries
  4. tijdelijke restauratie
  5. sealant
22
Q

wat is een compomeer =

A

= polyzuur-gemodificeerde composiet

tussen comp en GI

23
Q

indicaties compomeer (2)

A
  1. kindertandheelkunde (kl II, sealant)

2. volwassen-terughoudend: (restauraties die niet te sterk belast worden)

24
Q

materiaaleigenschappen vulmateriaal (8)

A
  1. breukweerstand
  2. slijtvastheid
  3. hygroscopische (wateraantrekkende) expansie
  4. klinische kleur
  5. retentie
  6. antibacteriele eigenschappen
  7. zichtbaar op RX
  8. verhardingskrimp
25
samenstelling composiet (3)
1. kunststofmatrix 2. vulstof (glas, kwarts) 3. pigment
26
viscositeit v composiet wordt beinvloed door (4)
1. samenstelling kunststof 2. vulstofgehalte 3. vorm vd vulstofdeeltjes 4. temperatuur
27
verschillende vormen composiet (3)
(viscositeit) 1. spuitbare comp 2. stopbare comp (posterior) 3. flowable com
28
kenmerken chemisch hardende composiet (4) =
1. 2 pasta's: initiator/ katalysator 2. polymerisatie start bij mengen vd pasta's 3. korte verwerkingstijd 4. langere uithardingstijd
29
kenmerken lichtuithardende composiet (3)
1. ruime verwerkingstijd 2. korte uithardingstijd 3. belichtingstijd afhankelijk v soort lamp en composiet
30
wat zorgt voor de korte uithardingstijd bij lichthardende polymerisatie? (2)
1. lichtstraling dringt minder goed door in de diepte | 2. snelle abrupte krimp tijdens uitharding
31
verschillende soorten uithardingslampen (5)
1. UV-lamp 2. halogeen lamp 3. plasma lamp 4. LED lamp 5. argonlaser
32
absorptiespectrum v/e uithardingslamp =
blauw licht met golflente 47 nm
33
krimpspanning is afhankelijk van (5)
1. vulstofgehalte 2. vorm v vulstofpartikels (sferisch/splintervorm) 3. elasticiteit (E-modulus) 4. vorm vd preparatie 5. volume composiet
34
microlekkage, afhankelijk van (5)
1. krimp 2. temp comp 3. gebruikt adhesief 4. thermische en mechanische wisselbelasting id mond 5. verhoogt bij cariesdetector/ CHX/ NaOCl
35
mogelijke problemen bij composietrestauratie (4)
1. post-operatieve gevoeligheid 2. allergische reacties 3. randverkleuring 4. secundaire caries
36
wat zijn mogelijke oorzaken v post-operatieve gevoeligheid bij restauratie (4)
1. microlekkage 2. foutieve materiaalkeuze 3. onzorgvuldige procedure 4. zelf-etsende primer
37
doel caviteitspreparatie (5)
1. creëren toegang tot laesie 2. elimineren aangetast weefsel 3. verwijderen niet-ondersteundend glazuur 4. afwerken v preparatieranden 5. aanbrengen v resistentievorm
38
vorm v preparatie bepaald door (2)
1. plaats carieslaesie | 2. omvang carieslaesie
39
onderdelen preparatie (3)
1. caviteit openen 2. excaveren 3. vorm geven
40
caries veroorzaakt veranderingen in dentine (5)
1. verweekt dentine 2. geïnfecteerd dent 3. gedemineraliseerd (niet-geinfecteerd) dentine 4. sclerotisch (hypergemineraliseerd) dentine 5. tertiair dentine
41
waardoor kun je de excavatiegrens herkennen (4)
1. hardheid vh dentine 2. kleur vh dentine 3. cariesdetector 4. fluorescentielampen
42
cariesdetector =
- 0,5% basische fuchsine in propyleen glycol - 1% acid red - > kleurt laag v collageendegradatie
43
excaveertechnieken (5)
1. ronde metalen boor 2. handexcavator 3. air-abrasion (stralen AlO3) 4. sono-abrasion (utrasoon) 5. chemomechanisch (+hardlaser /enzymes)
44
indirecte pulpa-overkapping =
``` laag Ca(OH)2 aanbrengen voor verder te gaan met restauratie - bij vitale, symptoomloze tand zonder pijn ```
45
directe pulpa-overkapping =
- bij onbedoelde expositie vd pulpa zonder diep doorgedrongen infectie - > spoelen met fys. zout + afsluiten met Ca(OH)2 + rest
46
prepareren =
vormgeven vd caviteit als voorbereiding op restauratie
47
smeerlaag =
= laag organisch materiaal na preparatie | - vermindert doorlaatbaarheid dentine
48
effect v prepareren op pulpa (3)
1. # odontoblasten neemt af 2. afzetting tertiar dentine 3. warmte-ontw. bij prep kan schadelijk zijn voor pulpa
49
bevel =
scherpe rand afschuinen
50
outline =
sluit caviteit en omringend gedemineraliseerd glazuur in
51
algemene eisen aan preparatie (4)
1. outline (insluiten, toegankelijk, supra-ging waar mogelijk) 2. glazuurwand (niet sterk ondermijnd, bevel, behalve op o, glazuur sparen) 3. dentinewand (schoonmaken, min-invasief) (4. herstel contactpunt)
52
indirecte restauratie =
restauraties die buiten de mond worden gemaat | -> inlay/ onlay/ kroon/ implantaat etc