A2_Les 1 & 2 & 3 Flashcards

1
Q

Hoe woont u?

A

what kind of place do you live in?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bevalt Nederland u?

A

Het (Nederland) bevalt me goed/prima/uitstekend.

bevallen, beviel, bevallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

durven

A

vt. dare
ex: Wie durft?
aux v. dare to
ex: Hij durfde te stap naar …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

volgen
volgend
volgens
vervolgen
vervolgens

A

vt. follow

adj. following

prep. according to …

v. continue, prosecute

adv. subsequently
ex: ~ geeft u infomatie over uzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

besteden, besteedde, besteed

A

vt. spend
ex: Hoeveel tijd besteedt u aan de Nederlandse taal?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

regel
regelen
regelmatig

A

n. rule, regulation

v. regulate

adj. / adv.regular(ly)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

belangstellen
belangstelling

A

vi. interested in

n. attention, interest
ex: we luisteren met ~ naar uw antwoorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

regering /rəˈɣeː.rɪŋ/

gemeente

burgemeester

burger

A

n. government

n. municipality

n. mayor

n. citizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vergeten, vergat, vergeten

A

vt. forget
wederk. zich vergeten
bn. forgotten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verstaan, verstond, verstaan
verstand

A

v. understand

n. understanding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nederland
Nederlander
Nederlands
Nederlandse

A

n. country

n. Dutchman

n. taal

adj. something from Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

herinneren

A

vt. remind
ex: dat ~ mij aan vroeger.
wederk. zich herinneren
ex: ~ jij je alle antwoorden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

afvragen

vragen aan

A

wederk. zich afvragen
ex: soms vraag ik me af…

Hij vraagt aan zijn docent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

tamelijk

A

adv. rather
ex: Ze praten ~ snel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ook al

A

conj. even though
ex: een kind probeert te praten, ook al verstaat niemand hem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

uitbreiden

bereiken

A

v. to extend

vt. reach

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

probeer te praten

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

begrip

A

n. understanding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

herkennen
herkennen aan

A

vi. recognize
ex: Aan de vlag herken je tot welk land iemand behoort.

her-:
re-
again

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

bestaan, bestond, bestaan
bestaan uit

A

vi. exist, live
ex: Hoe bestaat ‘t?

consist of
ex: De Nederlandse vlag bestaat uit drie bannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

behoren tot

A

belong to…
ex: Vroeger behoorde Luxemburg tot Nederland.

22
Q

beroemd
roem

A

adj. famouse

n. glory

23
Q

onafhankelijk

A

adj. independant
ex: Ons land was nog geen onafhankelijk staat.

24
Q

dewingen, dewong, dewongen

A

vt. force

25
Q

macht

A

n. power
ex: Democratisch betekent: het volk heeft de macht.

26
Q

besturen

A

vt. govern
ex: Zo bepaalt het volk dus welke personen ons land besturen

27
Q

gevangenis

A

n. prison
ex: Zelfs wie in gevangenis zit, mag stemmen.

28
Q

waard

A

n. value
ex: Elke stem is evenveel waard.

29
Q

tenminste
minstens

meesten

A

adv. at least
ex: Iedereen die Nederlander is en tenminste 18 jaar.

adv. at least

adv. mostly

30
Q

zowel … als …

A

as well as
ex: Het geldt voor zowel mannen als vrouwen.

31
Q

Zelfs

A

adv. ook
ex: Zelfs wie in de gevangenis zit mag stemmen.

32
Q

menen
mening

A

vt. think, mean
ex: Meent u dat echt?

n. opinion
ex: Ik moet mijn politieke mening niet geven.

33
Q

gelden, gold, gegolden

A

vi. apply to

34
Q

raad

raden, raadde, geraden

reden

redelijk

A

n. 1. advice, 2. council
ex: gemeenteraad - local council

vt. advice, guess

n. reason

adj./adv. reasonable / reasonably.

35
Q

zulk

A

determiner. such
ex: Zulke landen lijken democratisch.

36
Q

Ook als je het niet met de regering eens bent?
Zelfs als je het niet eens bent met de regering?

A
37
Q

waarschijnlijk
waarschijnlijkheid

A

adj. probable

n. probability

38
Q

besluit(en)

A

n. decision(s)

39
Q

wet(ten)

A

n. law(s)
ex: Onder hun wetten moet ik mijn handtekening zetten.

40
Q

Dat kijkt u misschien van op.

A

That probably surprises you.

41
Q

koning
koningin
koningrijk

A

n. king

n. queen

n. kingdom

42
Q

verbazen

A

vt. amaze
ex: Ook dat verbaast u misschien.

43
Q

invloed
vloed

A

n. influence
ex: Daar heb ik nauwelijk invloed op.

n. fluid

44
Q

nauw
nauwelijks

A

adj. narrow

adv. hardly
ex: dat kan ik nauwelijks geloven

45
Q

pers

A

n. press

46
Q

noodzakelijk

A

adj. necessary
nood-need
zaak-business

47
Q

handtekening

A

n. signature

48
Q

toespraak
spraak

A

n. speech

n. speech

49
Q

Ik probeer morgen een gesprek aan te vragen.

aanvragen

A

Ik probeer uit te leggen.

vt. request

50
Q

bevolking

A

n. population