Alle Flashcards
(418 cards)
1
Q
wekker, de
A
alarm (clock)
2
Q
zee, de
A
sea
3
Q
verzorgd
A
neat
4
Q
koe, de
A
cow
5
Q
onderwijs, het
A
education
6
Q
genieten
A
to enjoy
7
Q
gedicht, het
A
poem
8
Q
verkopen
A
to sell
9
Q
controleren
A
to check
10
Q
college, het
A
lecture
11
Q
overgaan
A
to wear off
12
Q
verschil, het
A
difference
13
Q
beroep, het
A
profession
14
Q
insteken
A
to insert
15
Q
afrekenen
A
to pay
16
Q
direct
A
direct
17
Q
paspoort, het
A
passport
18
Q
bijwerking, de
A
side effect
19
Q
opzoeken
A
to look up
20
Q
neef, de
A
cousin, nephew
21
Q
tijdschrift, het
A
magazine
22
Q
dringend
A
urgent(ly)
23
Q
opeens
A
suddenly
24
Q
tegel, de
A
tile
25
plek, de
place, spot
26
kleding, de
clothing
27
opletten
to pay attention
28
inderdaad
indeed
29
theorie, de
theory
30
bod, het
offer
31
slapen
to sleep
32
uitdrukken
to express
33
uitspreken
to pronounce
34
spelen
to play
35
sluiten
to close
36
programma, het (wasmachine)
cycle
37
zingen
to sing
38
rug, de
back
39
bewerken
to edit
40
spontaan
spontaneous
41
omdat
because
42
neus, de
nose
43
inmiddels
by now
44
medewerker, de
staff member
45
zeer doen
to hurt
46
recept, het (van de dokter)
prescription
47
weinig
little, few
48
momenteel
at present
49
afhankelijk
dependent
50
slechts
only
51
band, de (familie)
family tie
52
middelbaar (middelbare school)
secondary (secondary school)
53
pasfoto, de
passport photo
54
zwaar
heavy
55
mening, de
opinion
56
wandeling, de
walk
57
ziek
ill
58
rond (tijd: rond half drie)
round (round half past two)
59
nadenken (over)
to think it out, to consider
60
uitgeven
to spend
61
keel, de
throat
62
hout, het
wood
63
schoonzus, de
sister-in-law
64
daardoor
because of that
65
onderwerp, het
subject
66
enkel(e)
some, a few
67
muur, de
wall
68
klacht, de
complaint
69
meteen
right away
70
vooropleiding, de
(preliminary) training
71
gauw
soon
72
verhaal, het
story
73
ontstaan
arise, develop
74
trouw
faithful, loyal
75
eng
scary
76
duur, de
duration
77
hetzelfde
the same
78
lelijk
ugly
79
sinds
since
80
ouder, de
parent
81
omgaan met
to handle, to manage
82
verzorger, de
caretaker
83
koelkast, de
refrigerator
84
borst, de
chest
85
interessant
interesting
86
pijn, de
pain
87
arbeid, de
work, labor
88
toekomst, de
future
89
passen (geld)
to pay with the exact money
90
streep, de
line
91
karakter, het
character
92
rekening, de (bankrekening)
account
93
leraar, de
teacher
94
keuze, de
choice
95
leren
to learn
96
klaarmaken
to prepare, to finish
97
kok, de
cook, chef
98
been, het
leg
99
beker, de
cup
100
liefde, de
love
101
voet, de
feet
102
muziekinstrument, het
musical instrument
103
jongere, de
young person
104
binnenkort
soon, shortly
105
spier, de
muscle
106
koffer, de
suitcase
107
advertentie, de
advertisement
108
verlegen
shy
109
lukken
to manage
110
kunst, de
art
111
activiteit, de
activity
112
personeel, het
staff
113
knie, de
knee
114
gegevens, de
data, fact, personal details
115
veranderen
to change
116
hangen
to hang
117
praktijk, de
practice (clinic)
118
nicht, de
niece, cousin
119
stelen (gestolen)
to steal (stolen)
120
abstract
abstract
121
zowel … als
both … and
122
vraagprijs, de
asking price
123
aanzetten
to turn on
124
sparen
to save
125
temperatuur, de
temperature
126
verantwoordelijk
responsible
127
au
ouch
128
opschrijven
to write down
129
reserveren
to reserve, to book
130
aardig
nice
131
lucht, de
sky
132
intoetsen
to enter, to key in
133
vanzelf (dat gaat vanzelf over)
itself (that will cure itself)
134
overgevoelig
hyper-sensitive
135
los
loose
136
blijven
to stay
137
voorbereiden
to prepare
138
helder
bright
139
stap, de
step
140
zwager, de
brother-in-law
141
ontmoeten
to meet
142
staat, de
condition
143
kant
side
144
horen
to hear
145
literatuur, de
literature
146
aanvragen
to apply for
147
droog
dry
148
ideaal
ideal
149
radio, de
radio
150
bewust
aware
151
boodschap, de
message
152
Engels
English
153
doorgaan met
to continue
154
recht, het
the right
155
zo'n
such a, about
156
vroeger
in the past, in the old days
157
druk
busy
158
rij, de
row, line, queue
159
contant
in cash
160
opleiding, de
training, schooling
161
aanbieding, de
special offer
162
vergadering, de
meeting
163
accepteren
to accept
164
tante, de
aunt
165
belangstelling, de
interest
166
verwachten
to expect
167
beroemd
famous
168
kleinkind, het
grandchild
169
strak (strakke lijnen)
taut (taut lines)
170
hulp, de
help
171
geneeskunde, de
medicine
172
onderzoeken
to examine
173
publiek, het
audience
174
kunstenaar, de
artist
175
maar
but
176
hard
hard
177
ergens (kan ik u verder nog ergens mee helpen?)
somewhere (can I be of any further assistance?)
178
bewaren
to keep, to store
179
zwanger
pregnant
180
ooit
one day
181
ontwikkeling, de
development
182
kleingeld, het
(small) change
183
buren, de
neighbors
184
net (nette)
neat
185
koopje, het
bargain
186
wassen
to wash
187
genoeg
enough
188
geleden
ago
189
dansen
to dance
190
ongelofelijk
incredible, unbelievable
191
makkelijk
easy
192
krachtig
powerful
193
buurt, de
neighborhood
194
handig
handy, practical
195
vorig
last
196
schilderen
to paint
197
betaling, de
payment
198
zin, de
sentence
199
aantrekkelijk
attractive
200
vergeten
to forget
201
dicht
blocked, closed
202
cultureel
cultural
203
relatie, de
relationship
204
resultaat, het
result
205
begrijpen
to understand
206
licht, het
light
207
regen, de
rain
208
letten op
to pay attention to
209
moeilijk
difficult
210
blad, het
magazine
211
bestelling, de
order
212
raar
strange
213
interesse, de
interests
214
apart
separate
215
eenzaam
lonely
216
familielid, het
relative
217
midden
in the middle
218
besluiten
to decide
219
openbaar
public
220
zuiden, het
south
221
grappig
funny
222
museum, het
museum
223
moe
tired
224
nodig hebben
to need
225
duinen, de
dunes
226
bedrijf, het
company
227
dik
swollen
228
positief
positive
229
oom, de
uncle
230
maar
only
231
lachen
to laugh
232
baan, de
job
233
visite, de
visitors, guests
234
terwijl
while
235
streng
strict
236
weg moeten
have, has to go
237
lief
kind, nice, sweet
238
geschikt
suitable
239
spreekuur
consultation hours
240
ervaring, de
experience
241
waarheid, de
truth
242
schrijver, de
writer, author
243
materiaal, het
material
244
gek
weird
245
ster, de (vijf sterren hotel)
star (a five-star hotel)
246
tevreden
satisfied
247
normaal
normal
248
hoofdpijn, de
headache
249
ieder
every, any
250
spreekwoord, het
proverb, saying
251
verkouden zijn
to have a cold
252
zeuren
to nag
253
serieus
serious
254
spoedgeval, het
emergency
255
sterkte
take care
256
sinaasappel, de
orange
257
koorts, de
fever
258
vast
steady relationship
259
tegenwoordig
nowadays, these days
260
dokter
doctor
261
dood
dead
262
examen, het
exam, test
263
omgeving, de
environment, surroundings
264
tenminste
at least
265
broodje, het
roll
266
legitimatiebewijs, het
identity papers, card
267
aardig (aardig vinden)
to like
268
zorgen (zich zorgen maken over)
to worry about
269
opnieuw
once again / all over again
270
saai
boring
271
deel, het
section
272
niveau, het
level
273
gevaar, het
danger
274
inhouden (betekenen)
to mean
275
merk, het
brand
276
balie, de
counter, desk
277
kennis, de
acquaintance
278
vooral
especially
279
oma, de
granny, grandma
280
deur, de
door
281
verschillend
different
282
geluid, het
sound
283
basisschool
primary school
284
pak, het (koffie, melk)
pack (of coffee); carton (of milk)
285
strand, het
beach
286
leer, het
leather
287
noorden, het
north
288
iemand
somebody
289
heleboel (een heleboel)
a lot of
290
als
if, when, as
291
schilderij, het
painting
292
blijven (werken)
to go / keep on (working)
293
waarschijnlijk
probably
294
geneesmiddel, het
medicine
295
hoesten
to cough
296
armoede, de
poverty
297
boer, de
farmer
298
sturen
to send
299
afgesproken
agreed
300
last hebben van
to give trouble, to suffer from
301
toen
when, then
302
opa, de
grandpa, granddad
303
duidelijk
clear
304
gevoel, het
feeling
305
saldo, het
balance
306
actief
active
307
voorzichtig
careful
308
maatschappelijk werker, de
social worker
309
leerling, de
student, pupil
310
alleenstaand
single
311
tentoonstelling, de
exhibition
312
scheiden
to divorce
313
zanger, de
singer
314
maximaal
up to a maximum of
315
schoonmoeder, de
mother-in-law
316
verleden, het
past
317
zoals
as, like
318
stem, de
voice
319
wetenschappelijk
scientific
320
voorschrijven
to prescribe
321
vliegtuig, het
airplane
322
slank
slim
323
combineren
to combine
324
repareren
to repair
325
bestaan uit
to consist of
326
eerlijk
honest
327
ruzie, de
row, argument
328
procent, het
percent
329
kuur, de (antibioticumkuur)
cure (cure of antibiotics)
330
uitleggen
to explain
331
stoppen
to quit
332
kantine, de
canteen
333
bekend
well-known
334
garantie, de
guarantee
335
schade, de
damage
336
verdienen
to earn
337
huishouden, het
housekeeping
338
proeven
to taste
339
werknemer, de
employee
340
gast, de
guest
341
optreden, het
performance
342
afstuderen
to graduate
343
bedrag, het
amount / sum of money
344
groeien
grow
345
studie, de
studies
346
dijk, de
dike
347
werkzaamheden, de
activities, duties
348
selecteren
to select
349
theoretisch
theoretic(al)
350
pakken (een koffer)
to pack (a suitcase)
351
sap, het
juice
352
enthousiast
enthusiastic
353
trouwens
by the way
354
pijnstiller, de
painkiller
355
vreselijk
terrible
356
overdag
by day, during the daytime
357
frisdrank, de
soft drink
358
sterven
to die
359
vallen
to fall
360
tweedehands
second hand
361
zak, de
bag, packet
362
thuiskomen
to come home
363
spullen, de
things
364
televisie, de
television set
365
gebruiken
to use
366
slagen
to pass (an exam)
367
stom
stupid
368
dosering
dose
369
na een tijdje
after a while
370
onderzoek, het
research, inquiry
371
negatief
negative
372
bewegen
to move
373
beeld, het
screen
374
juffrouw, de (school)
miss (school)
375
sterk
strong
376
lijn, de
line
377
druppel, de
drop
378
realistisch
realistic
379
snuiten (neus)
to blow (your nose)
380
vertellen
to tell
381
wandelen
to walk
382
stuk(je), het (per stuk)
piece (a piece, each)
383
patiënt, de
patient
384
persoon, de
person
385
kritisch
critical
386
klinken
to sound
387
blijken
to appear
388
vervolgens
then
389
altijd
always
390
meisje, het
girl
391
aanpakken
to organise
392
missen
to miss
393
economie, de
economy
394
apotheek, de
pharmacy
395
bezig zijn met
working on
396
contact opnemen met
to contact
397
oefenen
to train, to practice
398
samen
together
399
terughebben van
to get change
400
overal
everywhere, anywhere
401
liggen (waar liggen de formulieren?)
to lie (where are the forms?)
402
iedereen
everybody, everyone
403
kauwgom, de
chewing gum
404
uiteindelijk
eventually
405
openen
to open
406
schoonmaken
to clean
407
redelijk (in redelijke staat)
average (in average condition)
408
medicijn, het
medicine
409
allemaal
all
410
schoonvader, de
father-in-law
411
bibliotheek, de
library
412
verwennen
to pamper, to spoil
413
binnen
inside
414
vertalen
to translate
415
lid, het
member
416
nergens
nowhere
417
schouder, de
shoulder
418
slag, de (aan de slag gaan)
get to work
