Basis latijnse termen Flashcards
(38 cards)
1
Q
endo
A
binnen
2
Q
itis
A
ontsteking
3
Q
sub/hyper
A
onder
4
Q
poly
A
veel
5
Q
hyper
A
boven
6
Q
pes
A
voet
7
Q
cavum
A
holte
8
Q
superior
A
boven
9
Q
septum
A
tussenschot
10
Q
infauste prognose
A
slecht vooruitzicht
11
Q
kop/hoofd
A
caput
12
Q
hals
A
cervix
13
Q
bovenarm
A
brachium
14
Q
onderarm
A
ante brachium
15
Q
romp
A
truncus
16
Q
buik
A
ventriculus
17
Q
rug
A
dorsum
18
Q
hand
A
manus
19
Q
staartbeen
A
cauda
20
Q
bovenbeen
A
femur
21
Q
onderbeen
A
crus
22
Q
insnijding
A
tomi
23
Q
eruit snijden
A
ectomie
24
Q
afbraak van..
A
lyse
25
weinig
oligio
26
half
semi- hemi-
27
band
ligamentum
28
dekweefsel
epitheel
29
zenuwweefsel
neuro-
30
botweefsel
Osteo-
31
spierweefsel
myo-
32
kraakbeenweefsel
chondro-
33
bindweefsel
fibro-
34
botbreuk
fractuur
35
kneuzing
contusio
36
verstuiking
distorsie
37
scheuring
ruptuur
38
wond
vulnus
