Basiswoordenschat Flashcards
(106 cards)
1
Q
de gezondheid
A
health
2
Q
het onderzoek
A
research, investigation
3
Q
de vrijwilliger
A
volunteer
4
Q
de gemeente
A
municipality, commune
5
Q
de enquête
A
survey
6
Q
mensen aanspreken
A
talk to people
7
Q
vragen stellen
A
to ask questions
8
Q
omschrijven
A
to describe
9
Q
de toestand
A
condition, situation
10
Q
ik doe aan sport
A
I do sports
11
Q
tijd besteden aan
A
to spend time
12
Q
sport beoefenen
A
to practise sports
13
Q
de afgelopen week
A
last week
14
Q
verdrietig
A
sad
15
Q
moe
A
tired
16
Q
de omstandigheid
A
circumstance, situation, condition
17
Q
de deelname
A
participation
18
Q
de lengte
A
height
19
Q
het geslacht
A
gender
20
Q
het basisonderwijs
A
primary education
21
Q
het voortgezet onderwijs
A
secondary education
22
Q
het middelbaar beroepsonderwijs
A
Secondary vocational education and training
23
Q
in loondienst
A
employed
24
Q
zelfstandige
A
self-employed
25
werkzoekend
job seeker
26
student
student
27
gepensioneerd
retired
28
het kraanwater, leidingwater
tap water
29
het flessenwater
bottled water
30
de smaak
taste, flavour
31
overtuigen van
to convince of
32
het initiatief
initiative
33
het verslag
report
34
het voordeel
advantage
35
de reden
reason
36
de bedoeling
intention, purpose
37
gepast
appropriate
38
de inwoners
inhabitants
39
Ik hou niet bij...
I do not count...
40
hardlopen
running
41
wandelen
to walk
42
doorgaans, gewoonlijk
usually
43
gestresseerd
stressed
44
onder druk staan
to be under pressure
45
blij
happy
46
tevreden
satisfied
47
optimistisch
optimistic
48
het verkeer
traffic
49
lawaai
noise
50
het huisvuil
garbage
51
gratis toegang
free entry
52
het geluid
sound
53
de dorst
thirst
54
We zouden meer kraanwater moeten drinken
We should drink more tap water
55
veilig
safe
56
schoon
clean
57
beter voor de portemonnee
cheaper
58
Onderzoek
research
59
CO2-uitstoot
carbon emission
60
het verschil
difference
61
de eignaar
owner
62
verplicht
required
63
maatschappelijk
socially
64
het merk
brand
65
het milieu
environment
66
weetjes
trivia
67
nieuwsgierig
curious
68
overtuigen
to convince
69
duurzaam
renewable
70
het ongeluk
accident
71
ik reageer
i react
72
de folder
leaflet
73
het verband
bandage
74
de blaar
blister
75
vuil
dirty
76
kleven
stick
77
schoonmaken
to clean
78
gedurende
during
79
de spier
muscle
80
bewegen, bewoog, heeft bewogen
to move, moved, have moved
81
plek
place or spot
82
de huid
skin
83
het slachtoffer
victim
84
weinig
little
85
het kussen
pillow
86
de brandwond
burn
87
jeuken
itch
88
krabben
to scratch
89
veroorzaken
cause
90
stevig
firmly
91
behandelen
to treat
92
het stukje
little piece
93
steken in
to put in
94
herten
deer
95
de rondleiding
guided tour
96
inbegrepen
included
97
ondertussen
meanwhile
98
de ervaring
experience
99
bijzonder
special
100
het bedrag
amount
101
handig
convenient
102
bereikbaar
available
103
klaarzeten
to set up
104
persoonlijke gegevens
personal details
105
Toenemen
to increase
106
de gevaren
the dangers
