Begrippen Flashcards

(90 cards)

1
Q

Agenderen

A

Maatschappelijke vraagstukken onder aandacht brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beroepscode

A

Ethische richtlijnen en normen van sociaal werker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Betekenisvol

A

Interventies die emotioneel impact hebben op het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Empowerment

A

Zelfredzaamheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Interveniëren

A

Ingrijpen/optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kerntaken

A

Taken/verantwoordelijkheden van SW’er

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kernwaarden

A

Fundamentele principes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mensenrecht

A

Universele recht van de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Politiseren

A

Bewust maken in beleid en wetgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sociale cohesie

A

Verbondenheid en samenwerking in een gemeenschap of samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Body of knowledge

A

Verzameling van kennis, theorie en vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ethiek

A

Morele principes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inclusieve samenleving

A

Waarin iedereen volledig kan deelnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Participatiesamenleving

A

Aanmoedigen van actief te zijn in het maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Signaleren

A

Signalen opvangen van de behoeftes van een client.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verzorgingsstaat

A

Overheid zorgt voor de welzijn van haar burgers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Activering

A

Stimuleren van mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Afslanking van de verzorgingsstaat.

A

Vermindering van verzorgingsstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Arbeiddisciplines.

A

Regels en normen van de werknemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Algemene bijstandswet

A

Basisinkomen voor men in nood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Algemene ouderdomswet

A

Pensioenvoorziening voor ouderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Algemene wet bijzondere ziektekosten

A

Extra inkomen voor men die ziek zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Caritas

A

Barmhartigheid/naastenliefde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Decentralisatie

A

Verspreid, niet centraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Empowerment
Zelfredzaam versterken.
26
Herstucturering
Aanpassing in het systeem/organisatie.
27
Markt
Waar vraag en aanbod is.
28
Onmaatschappelijkheidsbestrijden
Acties op het voorkomen van ongewenste gedrag.
29
Ordehandhaving
Wetten en regels voor sociaal orde.
30
Paternalisme
Beschermende manier ingrijpen door de overheid.
31
Resultaatgerichtheid
Behandelen van meetbare doelen.
32
Social casework
Individuele begeleiding/ondersteuning.
33
Sociale questie
Maatschappelijke vraagstukken.
34
Strafkoloniën
Isolatie instelling van criminelen.
35
Volkshuiswerk
Leefomstandigheden verbeteren.
36
Welbegrepen eigenbelangen
Eigenbelang + algemeen belang, dienen.
37
Woningopzichteressen
Toezicht op woon en leefomgeving.
38
Ziektewet
Financieel ondersteuning bij arbeidsongeschikt.
39
Activerende verzorgingsstaat
Staat dat aanspoort om burgers actief te maken.
40
Het burgerschap
De rol van de burger in een samenleving.
41
De civil society
Functionering van de (vrije)markt.
42
Free-rider
Burgers die misbruik maken door te profiteren van de verzorgingsstaat.
43
Globalisering
Internationaal verbinding in cultuur, economisch en sociaal vlak.
44
Individualisering
Waar men zelfstandig keuzes en acties neemt.
45
Klassieke verzorgingsstaat
Overheid uitgebreid voorzieningen biedt.
46
Lokalisering
De plek waar je woont biedt ondersteuning i.v.p. landelijke hulp krijgt.
47
Neveneffect
Gevolgen van beleid/ingrepen.
48
Pioniers
Mensen/organisaties dat als eerste ideeën/methode introduceert.
49
Preventie
Het voorkomen.
50
Privatisering
Diensten/organisaties overdragen aan de vrije markt.
51
Solidariteit
Betrokkenheid en medeverantwoordelijkheid in de samenleving
52
Transformatie
Verandering van systemen en doelen.
53
Vergrijzing
De toenamen van ouderen.
54
Vermaatschappelijking van de zorg
De (meeste) taken worden overgedragen aan je netwerk/familie.
55
Majority-minority city
Minderheden maken een groot deel uit de stad.
56
Transmigratie
Immigrant dat zich meer dan 1 land verplaats.
57
Superdiversiteit
Velen verschillende herkomsten die op één plek bij elkaar komen.
58
Culturaliseren
Interpreteren van gedrag door culturele factoren.
59
Vooroordelen
Vooringenomen meningen over mensen of groepen zonder bewijs.
60
Interculturele sensitiviteit
Als professional openstaan voor verschillende culturen en je aanpassen.
61
Creolisering
Diversiteit in steden zorgt voor verschillende meningen en culturen.
62
Transnationalisme
Migranten houden economische, sociale en culturele binding met herkomstland.
63
Migratiesaldo
Hoeveel mensen immigreren en emigreren in een land.
64
Globalisering
Proces van toenemende verbinding tussen mensen en bedrijven wereldwijd.
65
Overgeneraliseren
Geen aandacht voor verschillen binnen groepen van dezelfde groepen.
66
Imagined community
Een groep onbekenden, verbonden door ingebeelde criteria. (Illuminatie)
67
Transdecente werkelijkheid
Een werkelijkheid die de gewone, aardse werkelijkheid overstijgt.
68
Pluralisering
Superdiversiteit in één samenleving.
69
Biologisch determinisme
Het verklaren van verschil in gedrag daaruit biologische verschillen.
70
Keuzebiografie
Men kiest in welke groepen ze deel uit maken.
71
Sekse
Het biologisch verschil tussen man en vrouw.
72
Gender
Cultureel bepaalde eigenschappen, gedragingen en rollen per sekse.
73
Non-binair
Mensen die zich noch man, noch vrouw voelen.
74
Genderrollen
De rolverwachting die bij een man-zijn en vrouw-zijn.
75
Glazenplafond
Barrières waar vrouwen tegen aan lopen.
76
Verzuiling
Deling van de samenleving op basis van overtuigingen.
77
Essentialistische visie
Cultuur als ding. Heeft lagen. Biljartballen.
78
Ethnisch profileren
Discriminatie op overheids niveau.
79
Homogene samenleving
1 land 1 cultuur.
80
Humanisme
Menselijke waardigheid, vrijheid en rationeel denken.
81
Identiteitskenmerk
Eigenschappen die de iemands identiteit bepaalt.
82
Segregatie
Scheiding van verschillende groepen.
83
Selffulfilling prophecy
Een voorspelling die werkelijkheid wordt door verwachting.
84
Sociaal construeren
Sociaal construeren betekent gezamenlijk betekenis geven aan werkelijkheid.
85
Genderdysforie
Onvrede met het toegewezen geslacht bij geboorte. Mentaal
86
Transgender
Onvrede over het geslacht bij geboorte. Mentaal + lichamelijk
87
Negatieve preventie
Vermijden van situaties en schadelijke gevolgen.
88
Positieve preventie
Versterken van positieve gedrag.
89
Contextualisitsche visie
Cultuur als omgeving.
90
Constructivistische visie
Cultuur als levensvorm.