Chapter 18 - de prestatie Flashcards
(68 cards)
1
Q
The tower
A
De toren
2
Q
To play chess
A
Schaken
3
Q
Clear
A
Helder
4
Q
One and a half
A
Anderhalf
5
Q
The changing room
A
De kleedkamer
6
Q
Early
A
Vroeg
7
Q
To squeak. To whine
A
Piepen
8
Q
Then you’ll change your tune
A
Dan piep je wel anders.
9
Q
To fail
A
Afgaan
10
Q
At least
A
Tenminste
11
Q
To shut up
A
De mond houden
12
Q
To come to regret
A
Spijt krijgen van
13
Q
The track
A
Het parcours
14
Q
The thought
A
De gedachte
15
Q
To make a person change their mind
A
Iemand op andere gedachten brengen
16
Q
The guy, the dude
A
De vent
17
Q
The winner
A
De winnaar
18
Q
To dream about / of
A
Dromen over / van
19
Q
The grandstand, the gallery
A
De tribune
20
Q
The ode
A
De ode
21
Q
To pay tribute
A
Een ode brengen aan
22
Q
To laze out, to lounge around
A
Luieren
23
Q
Can not ignore
A
Ergens niet omheen kunnen
24
Q
It’s all about. To circle
A
Draaien om
25
The business world
Het bedrijfsleven
26
The private life
De privé-sfeer
27
To dislike
Een hekel hebben aan
28
To determine, to define
Bepalen
29
To lounge around, to do nothing much
Niksen
30
To lounge around, to diddle daddle
Lummelen
31
It’s time for
Het is de hoogste tijd w
32
To be wrong with
Mis zijn met
33
To combine, bring together
Koppelen aan
34
To announce
Melden
35
Non stop
Continu
36
To empty
Leegmaken
37
The path
Het pad
38
To come on your way
Op je pad komen
39
Vegan
Veganistisch
40
The straw
Het rietje
41
To charge
Opladen
42
Familiar
Vertrouwd
43
To stress
Stress krijgen van
44
If necessary
Desnoods
45
Tired but satisfied
Moe maar voldaan
46
To fall asleep
In slaap vallen
47
The slacker
De lapzwans
48
To make an outmost effort
Alles op alles zitten
49
Accomplish
Iets voor elkaar krijgen
50
To succeed in
Slagen in
51
To drive for
Streven naar
52
Conquer
Overwinnen
53
The victory
De overwinning op
54
To influence
Beïnvloeden
55
To develop
Ontwikkelen
56
Meaningful
Zinvol
57
Pointless
Zinloos
58
To fail
Falen in
59
The failure
De mislukking
60
To confront with
Confronteren met
61
To be overworked
Overwerkt zijn
62
To give up. To report
Opgeven
63
To let go of
Loslaten
64
To grab
Grijpen naar
65
To aim at
Zich richten op/
Gericht zijn op
66
The real go getter
De doorzetter
67
Satisfied, fulfilled
Voldaan
68