communicatiewetenschappen Flashcards

(35 cards)

1
Q

analoge taal

A

de intonatie, gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal die gebruikt worden in de communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

complementaire communicatie

A

communicatie waarbij de ene communicatiepartner ondergeschikt is aan de andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

digitale taal

A

de woorden, tekens en gebaren die gebruikt worden in de communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

interpersoonlijke communicatie

A

communicatie tussen zender en een beperkt aantal ontvangers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

intrapersoonlijke communicatie

A

communicatie waarbij de zender en de ontvanger dezelfde persoon zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

massacommunicatie

A

communicatie waarbij de zender een grote groep mensen probeert te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

non-verbale communicatie

A

de communicatie zonder woorden, zoals gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding, kledij en tekens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

propaganda

A

communicatievorm waarbij aanhangers worden aangetrokken voor bepaalde opvattingen, vaak misleidende informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ruis

A

elke storende factor die gelijk op welk moment in het communicatieproces kan optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

subverbale communicatie

A

de communicatie die ondrsteunt wat je zegt, zoals de stemkleur en de intonatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

symmetrische communicatie

A

communicatie waarbij de zender en de ontvanger op hetzelfde machtsniveau staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verbale communicatie

A

communicatie via woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

decoderen

A

de boodschap ontcijferen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

directe communicatie

A

communicatie waarbij personen rechtstreeks met elkaar communiceren en waarbij de ontvanger onmiddelijk kan reageren op de boodschap van zender

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

encoderen

A

de boodschap in een bepaalde code zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

indirecte communicatie

A

communicatie waarbij het niet mogelijk is om als ontvanger onmiddelijk te reageren op de boodschap van de zender

17
Q

semiotiek

A

de wetenschap die zich bezighoudt met de studie van tekens, tekensystemen en betekenisprocessen

18
Q

teken

A

iets dat naar iets anders verwijst en waarvoor het in de plaats staat

19
Q

tekensysteem

A

verschillende tekens die samen een systematisch geheel vormen

20
Q

tekst

A

tekens die op een bepaald moment samen voorkomen en bij elkaar horen

21
Q

lineair tv-kijken

A

live tv-kijken, dus op het moment waarop het programma wordt uitgezonden

22
Q

nicheblad

A

een blad of tijdschrift met een specifieke doelgroep of een specifiek thema

23
Q

omroep

A

een mediabedrijf dat televisie- en radio-uitzendingen verzorgt

24
Q

primetime

A

tijdstip waarop de meeste mensen naar de radio luisteren of tv-kijken

25
streamen
content, zoals muziek, films en series, via het internet verdelen
26
zender
een radio- of televisiestation dat programma's uitzendt
27
educatief
vormend of opvoedend
28
edutainment
samentrekking van educatie en entertainment
29
entertainment
ontspanning
30
diverterend
ontspannend
31
infotainment
samentrekking van informatie en entertainment
32
opiniërend
met de bedoeling je mening te geven
33
persuasief
met de bedoeling anderen te overtuigen
34
provider
een organisatie die inhoud levert via het internet
35
sensibilisering
bewustmaking