De zintuigen Flashcards

(36 cards)

1
Q

Gewaarwording

A

opname van informatie, stimuli of prikkels uit onze omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarneming

A

interpreteren, begrijpen en organiseren van binnenkomende prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

voorwaarden voor waarneming

A

1: Prikkel: verandering in inwendige of uitwendige omgeving
2: receptoren moeten geprikkeld worden en prikkel omzetten in elektrisch signaal
3: zenuwprikkels moeten via neurale pathway naar hersenen gestuurd
4: regio van hersenen Cortex moet zenuwprikkels ontvangen en integrerenwaarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zin

A

het vermogen tot waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

speciale zinnen

A

receptoren op beperkt aantal plaatsen: reuk, smaak, zich, gehoor en evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

algemene zinnen

A

receptoren verspreid over meerdere plaatsen: tast en proprioceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fantoompijn

A

gevoel van pijn Zonder dat receptoren geprikkeld worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Retina

A

= netvlies: dun weefsel laagje aan achterkant van de oogbol, bevat ongeveer 127 miljoen lichtgevoelige receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Transductie

A

omzetten van prikkels in receptoren naar neuronale signalen 10 naar hersenen gestuurd worden via de oogzenuw (lichtenergie omgezet in elektrochemische signalen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cornea

A

transparante buitengedeelte aan de voorkant van het oog, breekt lichtstralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pupil

A

opening In de iris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kamervocht

A

vloeistof tussen cornea en lens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Iris

A

gepigmenteerde structuur die ogen hun bruine, groene of blauwe kleur geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cataract

A

=(grijze) staar: Het minder doorschijnend of troebel worden van de lens door verouderingsprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

glasachtig lichaam

A

(en kamervocht) doorzichtige vloeistoffen die inwendige delen van het oog van voedingsstoffen voorzien Zonder dat bloedvaten nodig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kegeltjes

A

Ong 7 miljoen, receptoren die toelaten kleur te zien

17
Q

Fovea

A

= gele vlek: grootste concentratie kegeltjes, gezichtsscherpte het grootst en kleuren het best onderscheiden kunnen worden

18
Q

Staafjes

A

voornamelijk buiten/ rond gele vlek, onder andere perifeer zicht en nachtzicht(kunnen licht van lage intensiteit onderscheiden)

19
Q

Glaucoom

A

oogaandoening gepaard met verhoogde druk binnen het oog, glasachtig lichaam drukt te hard op het netvlies waardoor onomkeerbaar beschadigd kan raken: kan geleidelijk of acuut ontstaan (oorzaak kan verstoorde drainage van voorkamer vocht zijn)

20
Q

Accommodatie

A

het aanpassen van de accommodatiespier om de bolkruid van de lens aan te passen, zodat zowel veraf als dichtbij gelegen voorwerpen scherp gezien worden

21
Q

brekingsafwijkingen

A

-bijziend: ontstaat tijdens de groei holle/ divergerende lenzen nodig (negatief getal)
-verziend: Oogbol tekort, bolle/ convergerende lenzen nodig (komt veel minder vaak voor indien niet door veroudering)
-astigmatisme: veroorzaakt door onregelmatige kromming van het hoornvlies of lens, bril met speciale cilindrische glazen of laseroogchirurgie

22
Q

Ouderdomsverziendheid

A

oorzaak: verouderingsprocessen waardoor lens minder elastisch wordt

23
Q

binoculair zien

A

beide ogen richten op eenzelfde set voorwerpen, zorgt voor goed diepte zicht en driedimensionaal zicht

24
Q

Strabisme

A

= scheel zien: veel voorkomende aandoening waarbij ene oog niet naar hetzelfde voorwerp kijkt Als het andere, oorzaak kan verziendheid, bijziendheid, probleem met de oogspieren die oogbeweging sturen zijn

25
blinde vlek
plaats waar de oogzenuw de oogbol verlaat en er geen receptoren aanwezig zijn
26
oorzaken blindheid (gezichtsvelddefecten)
-complicaties bij diabetes waardoor bloedvaten in het netvlies lekken -verhoogde druk door glaucoom -vertroebeling van de lens (cataract) - macula degeneratie
27
Macula degeneratie
= degeneratie van gele vlek: meest voorkomende oorzaak verlies gezichtsvermogen bij 60 plussers tast gele vlek aan, eerst in ene oog(meestal onopgemerkt) dan in tweede oog waardoor opgemerkt
28
vormen van macula degeneratie
-droge vorm: deel van macula wordt dunnerraakt beschadigd -natte vorm: nieuwe, maar zwakke bloedvaatjes groeien achter netvliesveroorzaken bloedingen en soms littekens
29
Buitenoor
oorschelp, uitwendige gehoorgang, trommelvlies
30
midden oor
kleine, met luchtgevulde halte Het is een trommelvlies en binnenoor, 3 gehoorsbeentjes: hamer, aanbeeld en stijgbeugel
31
Binnenoor
complexe structuur: oa slakkenhuis (gehoorsreceptorenen) semicirculaire kanalen (evenwichtsreceptoren)
32
Gehoorschade
-geleidingsdoofheid/ conductiedoofheid: veroorzaakt door uitwendige of midden oor dat niet voldoende geluidstrillingen kan doorgeven naar binnenoorgehoorapparaat -perceptieslechthorendheid: probleem bij binnenoor, In de haarcellen: bij normale veroudering of door blootstelling aan extreem lawaaicochleair implantaat
33
Tastzin
tast, druk, trilling, jeuk en kieteling, pijn en temperatuur
34
Pijnreceptoren
in bijna elke vezel van lichaam aanwezig, kunnen gestimuleerd worden door verschillende prikkels kunnen te intensieve stimulering van receptoren zijn=pijn
35
Smaak
zout, zoet, bitter, zuur en umami + geur, textuur en temperatuur
36
Neofobisch
kinderen jonger dan twee jaar hebben schrik van nieuwe smaken