DTO 2 MO STARR Flashcards Preview

THIM > DTO 2 MO STARR > Flashcards

Flashcards in DTO 2 MO STARR Deck (12)
Loading flashcards...
1
Q

Waar staat de afkorting STARR voor?

A
  • Situatie
  • Taak
  • Actie
  • Resultaat
  • Reflectie
2
Q

Wanneer is het gebruik van een STARR methode handig?

A

Tijdens het reflecteren op jouw rol binnen een bepaalde situatie.

Wanneer er een STARR methode gehanteerd wordt, licht het heel concreet toe wat de rol van de individu binnen een bepaalde situatie was.

3
Q

In welke 4 fasen deelt leerpsycholoog Kolb het leren in?

A
  • Ervaring opdoen
    verrichten van handelingen in de praktijksituatie
  • Overdenken
    Het nadenken over de situatie -> tot een oordeel komen
  • Verdiepen in Theorie
    Uitwisselen van ervaring met anderen en tot een inzicht komen hiervan
  • Uitproberen
    Nieuwe inzichten uitproberen in de praktijk.
4
Q

In welke 4 leerstijlen maakt Kolb onderscheidt?

A
  • Doener
  • Bezinner
  • Denker
  • Beslisser
5
Q

Wat zijn de kenmerken van een doener?

A
  • Leert vooral door dingen zelf uit te proberen in de praktijk.
  • Hij wil graag praktisch aan de slag.
  • Al werkend lost hij vragen en problemen op.
  • De student doet ervaringen op en komt problemen tegen.
  • Als student heb je het nodig om over je handelingen na te denken door de activiteit na te bespreken.
  • De doener is gebaat bij uitdagende en spannende situaties, die om keuzes en improvisatie vragen.
6
Q

Wat zijn de kenmerken van een bezinner (afkijker)?

A
  • Leert vooral door te kijken en te luisteren, dingen te overdenken en verbanden te leggen.
  • Een student met deze leerstijl wil praktijkvoorbeelden zien om vervolgens na te denken over wat hij gezien heeft.
  • De bezinner wil methoden en aanwijzingen aangereikt krijgen waarmee hij activiteiten uit kan voeren. Hij is minder geneigd om zijn eigen handelwijze te ontwikkelen.
  • Een bezinner kan vaardigheden het beste aanleren door bijvoorbeeld de opdracht te krijgen bij verschillende collega’s te kijken en te vergelijken.
  • Je wordt gestimuleerd in het leren door onderbouwde keuzes te maken voor je eigen manier van werken.
7
Q

Wat zijn de kenmerken van een denker?

A
  • Heeft een voorkeur voor concepten, theorieën en systemen.
  • Hij wil precies weten hoe alles in elkaar steekt.
    Door te vergelijken en te analyseren komt de denker tot ideeën en
    conclusies. Dit betekent niet dat theoretisch ingestelde studenten niet praktisch zouden zijn.
  • Een denker kan bijvoorbeeld eerst uitzoeken welke theorie de basis vormt voor het praktisch handelen.
  • Een denker vindt het leuk de achtergronden van iets na te gaan.
  • De uitdaging voor de denker is te komen tot handelen.
8
Q

Wat zijn de kenmerken van een beslisser?

A
  • Wordt ook wel instructie-student genoemd. Hij wil eerst uitleg krijgen.
  • Informatie moet vooral nuttig zijn en gericht op praktische toepassing.
  • Zijn werkwijze is bij voorkeur doelgericht en
    stapsgewijs.
  • Voor een beslisser kan de theorie iets verduidelijken om zo het leren in de cyclus van het leren op gang te brengen.
  • De beslisser wordt gestimuleerd door zijn eigen
    handelen in een breder perspectief te plaatsen.
9
Q

Wat is een kernkwaliteit?

A

Een eigenschap die je goed beheerst.

10
Q

Wat wordt er bedoelt met een valkuil

A

Een doorgeslagen kernkwaliteit ( bij durf -> overmoed)

11
Q

Wat wordt er bedoelt met Uitdaging

A

Is een leerpunt en zorgt ervoor da je kernkwaliteit behouden wordt en geen valkuil wordt.

12
Q

Wat wordt er bedoelt met Allergie

A

Eigenschap van ander waar je een hekel aan hebt.

negatief tegenovergestelde van je kernkwaliteit.