Duo 3.28 - Talk about technology Flashcards
(38 cards)
1
Q
de radio
A
the radio
2
Q
de televisie
A
the television
3
Q
de batterij
A
the battery
4
Q
de machine(s)
A
the machine(s)
5
Q
het gereedschap
A
tools
6
Q
apparaat
apparaten
A
device(s)
7
Q
de stekker
A
the plug
8
Q
het stopcontact
A
the socket
outlet
9
Q
knop
A
button
10
Q
rekenmachine
A
calculator
11
Q
wiskunde
A
mathematics
12
Q
mobiele telefoon
A
cell phone
13
Q
knopje
A
little button
14
Q
druk
drukt
drukken
A
press
15
Q
drukte
drukte op
A
pressed
16
Q
de laptop
A
the laptop
17
Q
computer
A
computer
18
Q
luidspreker
A
speaker
19
Q
kabel(s)
A
cable(s)
20
Q
het beeldscherm
A
the screen
21
Q
toetsenbord(en)
A
keyboard(s)
22
Q
de motor
A
the engine
motor
23
Q
de ketting
A
the chain
24
Q
het wiel
A
the wheel
the tire
25
de wasmachine
washing machine
26
uitvinden
invent
27
brandstof
fuel
28
uitgevonden
invented
29
repareren
repair
fix
30
de handleiding
the manual
instructions
31
schroef
screw
32
onderdelen
components
pieces
parts
33
vervangen
replace
change
34
in elkaar gezet
assembled
35
in elkaar zetten
assemble
36
verstaan
hear
37
zoveel
so much
38
hoeft
have to
