Dutch Vocab Flashcards
(161 cards)
1
Q
Volgende
A
Next one
2
Q
Gisteren
A
Yesterday
3
Q
Vrij
A
Free
4
Q
Volgorde
A
Order
5
Q
Vorig
A
Last
6
Q
Afgelopen
A
Ended (past)
7
Q
Elkaar
A
Each other
8
Q
Voor
A
In front of
9
Q
Feest
A
Party
10
Q
Graag
A
With pleasure
11
Q
Tijd
A
Time
12
Q
Verjaardag
A
Birthday
13
Q
Land
A
Country
14
Q
Stad
A
City
15
Q
Opschieten
A
Hurry up
16
Q
Moet
A
Must
17
Q
Klaar
A
Finished
18
Q
Alweer
A
Again (already)
19
Q
Eindigt
A
Ends
20
Q
Gezondheid
A
Health
21
Q
Medisch
A
Medical
22
Q
Rooster
A
Schedule
23
Q
Openbaar vervoer
A
Public transport
24
Q
Vakantie
A
Vacation
25
Bushalt
Bus stop
26
Vaak
Often
27
Achternaam
Last name
28
Huisarts
Family doctor
29
Verjaardagskaarten
Birthday cards
30
Het lokaal
The classroom
31
Niemand
No one
32
Docente
Teacher
33
Afspraak
Appointment
34
Natuurlijk
Of course!
35
Cursisten
Students
36
Lopen
Walk
37
Staan
Stand
38
Zitten
Sit
39
Praktijkplek
Practice place
40
Opdrachten
Assignments
41
Graag gedaan
You’re welcome
42
Bladzijde
Page
43
Wie
Who
44
Wat
What
45
Waar
Where
46
Hoe
How
47
Waneer
When
48
Waarom
Why
49
Misschien
Maybe
50
Net
Just
51
Gelijk hebben
Being right (equal have)
52
Wakker
Awake
53
Thuis
Home
54
Te
To
55
Door de week
On weekdays
56
Gisteren
Yesterday
57
Kiezen
Choose
58
Of
Or
59
Zoet
Sweet
60
Heerlijk
Heel lekker
61
Hartig
Savory
62
Pinda
Peanut
63
Zuur
Sour
64
Gelijk hebben
I’m right
65
Wakker
Awake
66
Groetjes
Greetings
67
Vieren
To celebrate
68
Groeten
Regards
69
Kopen
To buy
70
Winkels
Store
71
Duur
Expensive
72
Bijvoorbeeld
For example
73
Verkoper
Seller
74
Goedkoop
Cheap
75
Bespreek
Discuss
76
Samen
Together
77
Tonijn
Tuna
78
Omdat
Because
79
Ja hoor
Yes of course!
80
Zin
Sentence
81
Hoofdletter
Capital letter
82
Einde
End
83
Vraagteken
Question mark
84
Duurt
Takes
85
Fout
Error
86
Keer
(Vier keer)
Times
(Four times)
87
Patat
Fries
88
Kost
Cost
89
Vleeswaren
Meats
90
Bezorgen
Deliver
91
Zonder
Without
92
Nooit
Never
93
Praten
To talk
94
Oefenen
Practice
95
Niets
Nothing
96
Iets
Something
97
Verkoper
Seller
98
Boodschappen
Groceries
99
Beurt
Turn
100
Tas
Bag
101
Gesneden
Cut (already cut)
102
Snijden
To cut
103
Nog
Yet
104
Luisteren
Listen
105
Dorst
Thirst
106
Precies!
Precisely!
107
Verkeerd
Wrong
108
Ananas
Pineapple
109
Bestellen
To order
110
Betalen
Paying
111
Meestal
Mostly
112
Tussen
In between
113
Denken
Think
114
Bijzonder
Special
115
Meenemen
Take with
116
Gerecht
Dish
117
Meestal
Mostly
118
Soort
Kind
119
Bestel
Purchase
120
Neem
Take
121
Beantwoord
Answer
122
Aanbieden
Offer
123
Tuin
Garden
124
Zolder
Loft / attic
125
Ramen
Windows
126
Gezin
Family
127
Beetje klein
Little small
128
Vierkante
Square
129
Cirkel
Circle
130
Dus erg
So very
131
Zelfs
Even
132
Boven
Upstairs
133
Beneden
Downstairs
134
Achter
Behind (rear)
135
Rustig
Calm
136
Zonder
Without
137
Delen
Share
138
Kast
Closet
139
Daarom
Therefore
140
Dorp
Village
141
Alleen
Alone
142
Zeker
Certainly
143
Voetganger
Pedestrian
144
Fietsers
Bicyclist
145
Automobilisten
Drivers
146
Gevaarlijk
Dangerous
147
Pak
Business suit
148
Stropdas
Tie
149
Kort
Short
150
Tok
Skirt
151
Elkaar
Each other
152
Pet
Cap
153
Moeilijk
Difficult
154
Steil haar
Straight hair
155
Nou ja zeg
Wow! (Now yes say! Or why yes!)
156
Uitverkoop
Sale
157
Gekocht
Purchased/ bought
158
Prachtig
Beautiful
159
Opstaan
To get up
160
Keer
Time
161
Hoort
Belongs
