Elektriciteit Flashcards

(44 cards)

1
Q

Gewone shakelaar

A

blijft in AAN- stand als je m loslaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Drukschakelaar

A

veert terug naar UIT- stand als je m loslaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gelijkspanning

A

oplaadbare batterij die een tijdlang constante spanning kan leveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pluspool en minpool

A

stroom loopt altijd van plus naar min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Diode

A

schakelonderdeel dat stroom maar in 1 richting doorlaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Diode in de doorlaatrichting

A

kleine weerstand, stroom kan er makkelijk doorheen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Diode in de sperrichting

A

grote weerstand, laat geen stroom door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

LED

A

een diode die licht uitzendt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

LED aansluiten

A

langste poot in de +
kortste poot in de -

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Doorlaatrichting

A

is altijd rechts ->

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dynamo

A

wekt elektrische energie op terwijl apparaat werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Capaciteit

A

gebruikstijd mee berekenen als de stroomsterkte bekend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Elektrisch vermogen

A

hoeveelheid elektrische energie die een spanningsbron per seconde levert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mA naar A

A

: 1000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

A naar mA

A

x 1000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Van uren naar secondes

A

telkens : 60 (licht aan hoeveelheid nullen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoge weerstand

A

Ampere omlaag, omdat het ze anders veel energie kost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Lage weerstand

A

Ampere omhoog, omdat het dan minder energie kost

19
Q

Vermogen

20
Q

Weerstand

21
Q

LDR

A

weerstand dat afhankelijk is van het licht

22
Q

Veel licht LDR

A

lamp aan, Ampere bewegen

23
Q

Weinig licht LDR

A

lamp uit, Ampere bewegen moeilijk

24
Q

NTC

A

weerstand dat afhankelijk is van de temperatuur

25
Lage temperatuur NTC
weerstand is hoog
26
Hoge temperatuur NTC
weerstand is laag
27
Amperedeeltjes kiezen altijd...
de kant met de lage weerstand
28
Relais
automatische schakelaar
29
Stroom door de elektromagneet
verbonden op Maakcontact
30
Geen stroom door de elektromagneet
verbonden op Breekcontact
31
Elektromagneet
trekt alleen metaal aan als het stroom krijgt
32
Elektromagneet gaat aan
schakelaar van Breek naar Maak
33
Elektromagneet gaat uit
schakelaar van Maak naar Breek
34
Stroomkring 1
stroomkring van de elektromagneet (batterij en spoel)
35
Stroomkring 2
stroomkring van de actuator en Maak en Breekcontact (lampje bijv.)
36
Relais geschakeld
stroomsterkte 2x vergroot (dus stroom komt er 2x groter uit)
37
Stroomkring 2 dikkere draad
omdat de stroomsterkte van stroomkring 2 is versterkt
38
Reedcontact
schakelaar die reageert op magneet
39
Magneet bij reedcontact
contact is dicht
40
Geen magneet bij reedcontact
contact is open
41
Transistor
dezelfde functie als Relais verbruikt minder dan Relais je kunt er alleen lage spanningen mee schakelen
42
Aansluitpunten transistor
C = de collector B = de basis E = de emitter
43
Transistor aan
als er een kleine stroom door de basis loopt
44
Transistor uit
als de stroom 0 of bijna 0 is