Emoties Flashcards

(62 cards)

1
Q

affectieve predisposities

A

persoonlijkheidskenmerken (bijv. heeft een kort lontje)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

esthetische emoties

A

niet te verklaren, bijv. luisteren naar muziek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gebruiksgerichte emoties

A

wel te verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

natuurlijke selectie

A

reproductie van kenmerken die betere overlevingskans hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

epigenetica

A

aan/uit gaan van genen, afhankelijk van omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

survival of the fittest

A

succes van reproductie, alleen best aangepaste blijven overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

seksuele selectie

A

selecteren van een partner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

mannen jaloezie

A

bang voor vrouw die seks heeft, anders resources in kinderen van een ander steken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vrouwen jaloezie

A

bang voor man die verliefd wordt, anders geen stabiele partner voor opvoeden kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

antropologie

A

kijken naar menselijke beschavingen die lijken op ons (bijv. mensen in eerdere ontwikkeling zoals stammen uit amazone)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

theory of mind

A

kunnen inbeelden wat een ander denkt of voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

epicureanisme

A

idee dat mensen recht hebben om geluk na te leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

negatieve emoties (functie)

A

om dingen te vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

positieve emoties (functie)

A

vooral om kansen te kunnen grijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stoicisme

A

idee dat emoties komen door verlangens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

emotieregulatie

A

proces waarbij je beïnvloed welke emotie je hebt en hoe je dit ervaart en uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hedonische doelen (emotieregulatie)

A

korte termijn wensen om je beter te voelen (bijv. lekkere chocola eten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

instrumentele doelen (emotieregulatie)

A

sociale of prestatie motieven kunnen behaald worden door emoties te reguleren (bijv. geen chocola eten omdat je wil afvallen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

emotie polyregulatie

A

in situatie meerdere regulatiestrategieën gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

white bear effect

A

gevoel proberen te onderdrukken is juist meer aan gevoel denken (bijv. niet aan witte beer denken, is juist aan witte beer denken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

interpersoonlijke emotieregulatie

A

beinlvoeden van emoties van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

appraisal

A

signaal dat er iets komt waar we aandacht aan moeten besteden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

primaire appraisal

A

automatische onbewuste beoordeling of stimulus goed of slecht is, komt eerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

secundaire appraisal

A

bewuste en complexe beoordeling om te bepalen wat je moet doen/wat er gebeurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
alexithymia
weinig woorden hebben voor emoties
23
orchidee kinderen
reactief, vatbaar voor negatieve ervaringen en uitdagingen
24
paardenbloem kinderen
minder reactief, kunnen overal opbloeien
25
mindfulness
op een bepaalde manier aandacht geven (expres, in het moment en zonder oordeel)
26
interoceptieve fenomenen
ademhaling, lichaam, emoties
27
habituatie paradigma (emotieherkenning)
kinderen kijken langer naar nieuwe patronen dan bekende patronen, hierdoor onderscheidt kunnen maken
27
exteroceptieve fenomenen
komen via zintuigen binnen
28
emotion face processing (emotieherkenning)
is meer dominant in ene helft hersengebied
29
sociale verwijzing (emotieherkenning)
anderen emotionele uitdrukkingen gebruiken om eigen gedrag te leiden
30
effortfull control
vermogen om aandacht en gedrag vrijwillig te reguleren
31
vermijdende hechting
kind reageert niet gelukkig, kan niet door de ouder worden getroost, ouders negeren emoties
32
afwerende/resistente hechting
veel angst en stress na scheiding, verdrietige/boze emoties, inconsistente gevoeligheid ouders
33
Gedesorganiseerde hechting
geen consistente manier om ermee om te gaan, verward of tegenstrijdig gedrag
34
ouderlijke metallisatie
vermogen van ouders om de interne toestanden van hun kinderen weer te geven
35
cognitieve gevoeligheid
mate waarin een iemand rekening houdt met de kennis en capaciteiten van zijn/haar partner tijdens interactie
36
parental meta emotion filosofie
ouders ontwikkelen overtuigingen over eigen emoties en de emoties van hun kinderen
37
distale factoren
staan ver weg van kind, bijv. buren of school
38
proximale factoren
staan dichtbij kind, bijv. familie en vrienden
39
nervus vagus
zenuwbanen die zorgen voor doorgeven van parasympatische prikkels
40
sympathisch stelsel
voor actie, fight or flight
41
parasympatisch stelsel
voor rust, rest or digest
42
polyvagal theory
stelde dat er meerdere nervus vagus waren
43
vagale toon
invloed van het parasympatische systeem op het lijf in rust
44
somatic marker hypothesis
info uit lichaam nodig om ons gedrag te begeleiden
45
affect infusion model
emoties dringen door in een cognitieve taak om oordelen te beinvloeden
46
affect as information benadering
emoties kunnen op zichzelf informatief zijn
47
dispositie theorie van Zillmann
geneigd om van fictieve personen te houden die zich goed gedragen en hekel aan mensen te hebben die zich slecht gedragen
48
mentalization based treatment
weten wat er in jezelf en anderen omgaat, motieven interpreteren --> vaak voor borderline
49
wedekerige reactie
gevolg van emotionele besmetting (bijv. boos triggert boos)
50
complementaire reactie
andere emotie uitlokken (bijv. woede triggert angst)
51
cognitieve empathie
verbonden met perspectief nemen, in andermans schoenen staan
52
affectieve empathie
hetzelfde voelen als de ander
53
deep learning
software leert steeds meer bij naarmate het meer gezichtsuitdrukkingen ziet
54
colic huilen
onbekend waarom baby's huilen
55
social rank theory
macht zit in onze ervaring van bepaalde emoties
56
malicious envy/jaloezie
kwaadaardig, op een oneerlijke manier is van waarde hebben gekregen
57
benign envy/jaloezie
goedaardig, rang halen door hard werken
58
infrahumanisering
neiging van ingroup leden om dierlijke eigenschappen toe te kennen aan outgroup leden