Feelings 2 Flashcards
(36 cards)
1
Q
disappointed
A
teleurgesteld
2
Q
excited for
A
opgewonden van
3
Q
confused
A
verward
4
Q
irritated
A
geirriteerd
5
Q
shocked at
A
geschrokken van
6
Q
worried about
A
ongerust over
7
Q
lonely
A
eenzaam
8
Q
vulnerable
A
kwetsbaar
9
Q
curious about
A
nieuwsgierig naar
10
Q
facial expression
A
de gezichtsuitdrukking
11
Q
convinced
A
overtuigd
12
Q
nervous about
A
zenuwachtig voor
13
Q
confident
A
zelfverzekerd
14
Q
shy
A
verlegen
15
Q
satisfied with
A
tevreden voor [or over]
16
Q
breathless
A
ademloos
17
Q
helpless
A
hulpeloos
18
Q
exhausted
A
uitgeput
19
Q
tear
A
de traan (pl. tranen)
20
Q
motivated
A
gemotiveerd
21
Q
insulted
A
beledigd
22
Q
fed up
A
het beu
23
Q
desperate
A
wanhopig
24
Q
to affect
A
raken
25
stressed
gestrest
26
to hide from
verbergen voor
27
afraid of
bang voor
28
angry at
boos op
29
proud of
trots op
30
to be in love with
zijn verliefd op
31
worried about
bezorgd om
32
sure of
zeker van
33
unsure of
onzeker van (or over)
34
I am sure
ik weet het zeker
35
are you sure?
weet je zeker?
36
I worry
ik maak me zorgen