Fysiologie Flashcards

(225 cards)

1
Q

Wat zijn de kenmerken van de linkerhemisfeer?

A
  1. taal (praten, lezen, in gedachten praten, braille “lezen”),
  2. tijd en timing (temporeel),
  3. analyse, wetenschap,
  4. instructies,
  5. werkt in serie geschakeld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de kenmerken van de rechterhemisfeer?

A
  1. Ruimtelijke ordening,
  2. holistisch,
  3. ruimte,
  4. intonatie,
  5. prosodie (intonatie),
  6. zelf inzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke drie onderdelen bestaan de schorsgebieden?

A

primair, secundair, tertiair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de 4 verschillende lobben

A

Frontale lob, parietale lob, temporale lob, occipitale lob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet het primaire motorische schorsgebied en waar ligt het?

A

frontale lob, stuurt de spieren aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet het secundaire motorische schorsgebied?

A

Bepaalt hoe een beweging wordt uitgevoerd. De beweegprogramma’s zitten hier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet het tertiaire motorische schorsgebied?

A

Bepaald wat er gaat gebeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de anatomische naam van de hersenbalk

A

Corpus callosum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar dient de hersenbalk voor?

A

Dit is niet duidelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent afasie?

A

Taalstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de afasie van Broca en hoe wordt deze vorm van afasie ook wel genoemd?

A

Motorische afasie: patient heeft moeite met de motoriek van het praten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de afasie van Wernicke en hoe wordt deze vorm van afasie ook wel genoemd?

A

Sensorische afasie: patient kan prima praten, maar er is geen samenhang in de woorden die geuit worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is apraxie?

A

Het onvermogen om complexe handelingen uit te voeren, die niet terug te voeren zijn op parese, sensabiliteitsstoornissen, ataxie of bewustheidsstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is hemiplegie?

A

halfzijdige verlamdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de medische term voor halfzijdige verlamdheid?

A

hemiplegie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe wordt het onvermogen om complexe handelingen uit te voeren genoemd?

A

apraxie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe wordt een gedeeltelijke onvolledige verlamming van spieren genoemd?

A

parese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een parese?

A

Een gedeeltelijke onvolledige verlamming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke vormen van agnosie zijn er?

A

tactiele, akoestische en visuele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is agnosie?

A

Agnosie is het verlies van het vermogen om personen, voorwerpen, geluiden, geur et cetera te herkennen, terwijl de zintuiglijke waarneming grotendeels wel intact is en er geen sprake is van significant geheugenverlies over de betreffende waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is tactiele agnosie?

A

Het niet herkennen van tastindrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe noemt men het niet herkennen van tastindrukken?

A

tactiele agnosie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is akoestische agnosie?

A

Het niet herkennen van klanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe noemt men het niet herkennen van klanken?

A

akoestische agnosie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is visuele agnosie?
Het niet herkennen van beelden.
26
Hoe noemt men het niet herkennen van beelden?
visuele agnosie
27
Wat is anesthesie?
het proces om de waarneming van pijn en andere negatieve gevoelens te blokkeren.
28
Wat is anopsie?
de term voor een uitval in de visuele waarneming waarbij de oogzenuwen betrokken zijn.
29
Wat is de term voor een uitval in de visuele waarneming waarbij de oogzenuwen betrokken zijn.
anopsie
30
Hoe noemt men het proces om de waarneming van pijn en andere negatieve gevoelens te blokkeren?
anesthesie
31
Waar ligt de prefrontale cortex?
De prefrontale cortex of cortex praefrontalis is een gebied in de hersenen, gelegen in het voorste gedeelte van de frontale kwabben vóór de motorische schors.
32
Hoe noemt men het gebied voor de prefrontale schors?
prefrontale cortex
33
Wat is de functie van de prefrontale cortex?
De prefrontale cortex is betrokken bij cognitieve en emotionele functies als beslissingen nemen, plannen, sociaal gedrag en impulsbeheersing.
34
Waar ligt de associatiecortex?
ligt in de parietale lob, achter de primaire schors.
35
Hoe noemt men het deel achter de primaire sensorische schors?
associatiecortex
36
Wat is een homunculus?
Klein mannetje dat gebruikt wordt om weer te geven welke motorische of sensorische aansturingen groter zijn.
37
Wat is somatotopie?
Kenmerk van vele hersenschorsgebieden, waarbij elk punt van de hersenschors overeenstemt met een welbepaald punt van het lichaam, m.a.w. de lichaams¬delen zijn op de hersenschors geprojecteerd, evenwel niet natuurgetrouw: plaatsen met een grotere gevoeligheid, beweeglijkheid... corresponderen met een groter areaal op de ¬hersenschors.
38
Waar ligt de sulcus centralis?
Dit is de groef die tussen de frontale en de parietale lob ligt.
39
Hoe heet de groef die de frontale en parietale lob scheidt?
sulcus centralis.
40
Waar ligt de gyrus precentralis en wat is de functie?
Direct aan de sulcus centralis in de frontale lob. Hij stuurt de spieren motorisch aan.
41
Waar ligt de gyrus postcentralis en wat is de functie?
Direct aan de sulcus centralis in de parietale lob. Verzorgt de sensorische informatieverwerking.
42
Hoeveel schorsgebieden kent de occipitale lob?
3, primair, secundair en tertiair
43
Wat is de functie van de frontale lob?
De frontale kwabben spelen een rol bij het aansturen van willekeurige (doelgerichte) bewegingen. Ook zijn ze betrokken bij veel psychische functies, zoals impulsbeheersing, beoordelingsvermogen, probleemoplossing, planning, sociaal gedrag, taal (via het centrum van Broca) en geheugen.
44
Wat is de functie van de parietale lob?
somatosensoriek (informatie vanuit het lichaam) (vitaal (van levensbelang: temperatuur, pijn) en gnostisch (tast en propriocespsis)
45
Wat is de functie van de occipitale lob?
zicht, visueel
46
Wat is de functie van de temporale lob?
gehoor, reuk geheugen
47
Waar ligt het centrum van Broca?
Frontale lob. Zorgt voor de aansturing van de motorische component van de taal
48
Noem 3 modellen voor neurorevalidatie
1. Reflexmodel 2. Hierarchisch model 3. Ecologisch model
49
Wat houdt het reflexmodel in?
spiergerichte behandelmethode, de prikkel is bepalend voor een stereotype reactie. Acties volgen op een vaste stimulus.
50
Wat houdt het hierarchische model in?
neurologische behandelmethode
51
Wat houdt het ecologische model in>?
taakgerichte bewegingsprogramma's
52
Geef 3 voorbeelden van hierarchische modellen?
NDT, PNF, Rood, Bobath, Votja
53
Geef 2 voorbeelden van ecologische modellen?
carr & shepherd, Shumway-Cook
54
Welke drie hersenniveaus zijn er?
Archi, paleo en neo
55
Wat is de functie van het archi niveau?
Arousal, reflexen
56
Wat is de functie van het paleo niveau?
emotie en automatismen
57
Wat is de functie van het neo niveau?
cognitie, taal, nauwkeurige waarnemingen en vaardigheden.
58
Op welk niveau zit arousal en reflexen
Archi niveau
59
Op welk niveau zitten de emoties en automatismen?
Paleo niveau
60
Op welk niveau zit cognitie, taal, nauwkeurige waarnemingen en vaardigheden?
Neo niveau
61
Welke gebieden worden op archi niveau aangestuurd?
formatio reticularis Grijze stof ruggenmerg Archicerebellum
62
Welke gebieden worden op paleo niveau aangestuurd?
basale kernen, limbisch systeem, hypothalamus amydala paleocerebellum
63
Welke gebieden worden op neo niveau aangestuurd?
hersenschors, neocerebellum, associatiebanen, corpus callosum
64
Wat is een andere naam voor het hierarchische model?
Fylogenetisch model
65
Wat houdt het ecologische model in?
interactie met een steeds maar veranderende omgeving, die moet worden waargenomen om te worden verwerkt in adequate motorische acties.
66
Wat houdt de dynamische systeemtheorie in?
Verschillende componenten die elkaar over en weer beinvloeden.
67
Uit welke 3 elementen bestaat de dynamische systeemtheorie?
Taak, omgeving en individu.
68
Wat staat centraal bij het model van Luria?
activatie
69
Waar ontstaat de activatie volgens het model van luria?
hersenstam
70
De hersenschors verwerkt informatie in drie fasen. Beschrijf de drie fasen en beschrijf welke hersengebieden hiermee te maken hebben.
Primaire schors: horen, zien, voelen en bewegen Secundaire schors: herkent en programmeert Tertiaire schors: legt het verband, brengt de handeling in context
71
Geef een beschrijving van het 9-cellen model
Geeft een indeling voor de gevolgen van hersenaandoeningen.
72
Welke koppen heeft het 9 cellen model?
Neurologisch, neuropsychologisch, psychologisch
73
Welke rijen heeft het 9 cellen model?
Stoornis, beperking, handicap
74
Noem een neurologische stoornis en een daarmee samenhangende beperking en handicap
parese, lopen, boodschappen doen.
75
Noem neuropsychologische stoornis en een daarmee samenhangende beperking en handicap
afasie, communicatie, cafebezoek
76
Noem een psychologische stoornis en een daarmee samenhangende beperking en handicap
depressie, omgang, gezinsleven
77
Wat kan het gevolg zijn van een linkszijdige hersenbeschadiging
1. rechtszijdige hemiparese | 2. afasie
78
Wat kan het gevolg zijn van een rechtszijdige hersenbeschadiging
1. linkszijdige hemiparese | 2. neglect
79
Wat kan het gevolg zijn van een laesie aan de voorzijde van de hersenen?
1. veranderde persoonlijkheid 2. initiatiefloosheid 3. desorganisatie van gedrag (snel afgeleid, doel uit het oog verliezen, niet flexibel zijn)
80
Wat kan het gevolg zijn van een laesie aan de achterzijde van de hersenen?
patient komt in een wereld terecht die volledig vreemd en niet vertrouwd is.
81
Wat kan het gevolg zijn van een laesie aan de mediale zijde van de hersenen?
1. volkomen willoos
82
Wat kan het gevolg zijn van een laesie aan de laterale zijde van de hersenen?
1. patient wil van alles, maar het gedrag is niet adequaat aangepast.
83
Hoe zou het gedrag van iemand met een laesie temporaal kunnen veranderen?
Gebrek aan of ontbreken van opmerken of herkennen van geluiden. Het kan zijn dat de patient zich thuis opsluit en isoleert. De wereld buiten beangstigd hem
84
Hoe zou het gedrag van iemand met een laesie parietaal kunnen veranderen?
Gebrek aan of ontbreken van op de tast voelen en/of herkennen. Dit uit zich vaak in onhandigheid. De patient wordt gefrustreerd wanneer hij merkt dat het knutselen of timmeren zo moeizaam gaat.
85
Na hersenbeschadiging kunnen verschillende herstelmechanismen in gang worden gezet, waaronder neurale reorganisatie. Welke twee vormen van neurale reorganisatie zijn er?
1. een ander hersengebied neemt de functie over | 2. een andere baan neemt de functie over: rerouting
86
Noem 4 herstelmechanismen na hersenbeschadiging
1. neurale reorganisatie 2. neurale reactivatie 3. functionele reorganisatie 4. omgevingsaanpassing
87
Op welke twee fundamenten is leren gebaseerd?
sensitisatie en habituatie
88
Wat betekent sensitisatie?
neuronen of synapsen worden gevoeliger of eigenlijk gaan eerder of sterker reageren
89
Wat betekent habituatie?
In de juiste gevallen verminderen bepaalde situaties. Zo kun je langer concentreren.
90
Hoe noemt men een stoornis in het episodische geheugen?
Amnesie
91
Welke soorten van geheugen zijn er?
twee soorten indeling: procedureel en declaratief episodisch en semantisch
92
Leg uit wat het declaratieve geheugen is.
geheugen waarover we bewust kunnen beschikken: kennis en belevenissen.
93
Leg uit wat het procedureel geheugen is.
een geheugen dat geheel automatisch werkt, dat ontsnapt aan onze bewuste controle.
94
Welk soort geheugen is meestal gestoord als gevolg van een hersenbeschadiging?
episodisch
95
Welk geheugen blijft meestal het langst intact?
procedureel
96
Hoe kun je plasticiteit omschrijven?
het proces waarbij het brein verandert afhankelijk van wat er met het brein gebeurd
97
Welk gedeelte van een neuron ontvangt signalen?
Dendriet
98
Hoe kan een synaps sterker worden?
Door een sterke prikkel van de NDMA receptor in de synaps slaat de NMDA receptor op hol. Hierdoor worden meer AMPA receptoren geactiveerd. En dat zorgt voor een sterkere synaps.
99
Welke structuur is belangrijk voor geheugen?
Hippocampus
100
Waar is slaap belangrijk voor opbouw van geheugen?
Tijdens de slaap worden herinneringen door de hypocampus nogmaals afgespeeld naar de rest van de hersenen. Hierdoor leer je.
101
Wat is naast slapen belangrijk voor de plasticiteit van het brein?
sporten en dan met name krachttraining.
102
Wat is een myotatische reflex?
Een spierspoeltje geeft signaal aan de achterhoorn. Dit signaal gaat naar de voorhoorn en dan gaat het alfamotorneuron weer terug naar de spier en zorgt ervoor dat de spier aangespannen wordt.
103
Wat is de beperking van het reflexmodel?
Een stimulus leidt niet altijd tot dezelfde actie. De actie is afhankelijk van de omstandigheid.
104
Wat is het uitgangspunt bij een laesie in het hierarchische model?
Op het niveau van de laesie zijn er uitvalsverschijnselen (minsymptomen), onder het niveau van de laesie vindt er ontremming (plussymptomen) plaats.
105
Hoe valt spasticiteit bij parkinson uit te leggen volgens het hierarchische model?
Bij parkinson valt het paleo niveau uit (basale kernen). Hierdoor ontstaan er minsymptomen op paleo niveau en plussymptomen op archiniveau. De minsymptomen zijn bijvoorbeeld het maskergelaat. Een plussymptoom kan een tremor of een spasme zijn.
106
Wat is spasticiteit?
Een tonus disregulatie. Oorzaak ligt meestal in de formatio reticularis.
107
Waar staat de afkorting DRAS voor?
descenderend reticulair activerend systeem
108
Waar staat de afkorting ARAS voor?
Ascenderend reticulair activerend systeem
109
Wat bepalen de ascenderende banen in het model van Luria
algehele alertheid en slaap waakritme.
110
Wat is sprouting?
het groeien van nieuwe zenuwtakjes
111
Wat is rerouting?
het omleggen van een zenuwbaan (om een laesie heen)
112
Wat is denervatie overgevoeligheid?
overgevoeligheid voor het signaal dat nog bestaat. Je hebt minder neurotransmitter nodig om het signaal door te geven.
113
Wat is neglect?
eenzijdige verwaarlozing of verminderde aandacht voor het lichaam of ruimte.
114
Wat is arousal?
activatietoestand van het centrale en autonome zenuwstelsel. Wordt geregeld door de formatio reticularis.
115
Wat is de functie van de formatio reticularis?
Regelt de activatietoestand van het centrale en autonome zenuwstelsel oftewel de arousal. Zorgt ook voor alertheid en spiertonus.
116
Wat is de formatio reticularis?
een netwerk van onderling nauw verbonden zenuwstelsels. Het netwerk ligt in de hersenstam.
117
Aan welke kant komt neglect meestal voor?
linkerkant, dus probleem in de rechterhemisfeer.
118
Wat betekent ARAS?
Ascenderend Reticulair activatie systeem. In het model van Luria de rechter baan. Dit is de baan die van de sensoren naar de alertheid gaat, de unit voor waarneming.
119
Wat betekent DRAS?
Descenderend Reticulair activatie systeem. In het model van Luria de linker baan. Dit is de baan die van de alertheid naar de spieren gaat, de unit voor actie.
120
Hoe wordt het onvermogen doelmatig te kunnen handelen door een gestoord handelingsplan genoemd?
Ideatorische apraxie
121
Wat houdt ideatorische apraxie in?
het onvermogen doelmatig te kunnen handelen door een gestoord handelingsplan.
122
Wat houdt ideomotorische apraxie in?
Onvermogen doelmatig te handelen door de omzetting van plan naar handelen is bemoeilijkt of geblokkeerd. De handelingsvolgorde is verstoord.
123
Hoe wordt het onvermogen doelmatig te handelen doordat de omzetting van plan naar handelen is bemoeilijkt of geblokkeerd genoemd?
ideomotorische apraxie.
124
Geef een ander woord voor motorische apraxie
kinetische apraxie.
125
Wat houdt motorische apraxie in?
onhandigheid bij intact bewegingsplan, stoornis in vloeiende uitvoering van samengestelde bewegingen.
126
hoe wordt de stoornis in vloeiende uitvoering van samengestelde bewegingen genoemd?
motorische apraxie
127
Wat is nosoagnosie?
ontkenning van overduidelijke stoornissen zoals parese
128
Hoe heet het ontkennen van overduidelijke stoornissen?
nosoagnosie
129
Wat is prosopagnosie?
Stoornis in het herkennen van gezichten
130
Hoe heet de stoornis in het herkennen van gezichten?
prosopagnosie
131
Wat is amnesie?
Een stoornis in het episodische geheugen.
132
Wat is alexie?
Stoornis in het lezen niet als gevolg van een visuele stoornis
133
Hoe heet een stoornis in het lezen, die niet is ontstaan als gevolg van een visuele stoornis?
Alexie
134
Wat is agrafie?
Stoornis in het schrijven niet als gevolg van een primaire motorische stoornis
135
Hoe heet een stoornis in het schrijven die niet het gevolg is van een primaire motorische stoornis?
agrafie
136
Wat is apathie?
Stoornis in emotie, motivatie en enthousiasme
137
Hoe heet een stoornis in emotie, motivatie en enthousiasme?
apathie
138
Welke symptomen komen voor bij een laesie in de cortex?
flexiespasme arm | extensiespasme been
139
Waar zit de laesie bij een flexiespasme in de arm of een extensiespasme in het been?
Cortex
140
Welke symptomen komen voor bij een laesie in de linkerhemisfeer?
taalstoornissen
141
Waar verwacht je een laesie bij taalstoornissen?
Linker hemisfeer
142
Welke symptomen komen bij een laesie in de rechterhemisfeer voor?
stoornis in lichaamsschema, ruimtelijke orientatie
143
Waar verwacht je een laesie bij stoornis in lichaamsschema, ruimtelijke orientatie?
Rechter hemisfeer
144
Welke symptomen verwacht je bij een laesie in de voorzijde van de hersenen?
Stoornis in gedrag/handelen
145
Waar verwacht je een laesie als er een stoornis in gedrag/handelen optreedt?
voorzijde van de hersenen
146
Welke symptomen verwacht je bij een laesie in de achterzijde van de hersenen?
stoornis in waarneming/orientatie
147
Waar verwacht je een laesie als er een stoornis in waarneming/orientatie optreedt?
achterzijde van de hersenen
148
Welke symptomen verwacht je bij een laesie in de primaire schors?
uitval conform somatotopie
149
Welke symptomen verwacht je bij een laesie in de secundaire schors?
Apraxien en agnosien
150
Waar verwacht je een laesie als zich een apraxie of een agnosie voordoet?
secundaire schors
151
Welke symptomen verwacht je bij een laesie in de tertiaire schors?
associatie
152
Waar verwacht je een laesie als zich een stoornis op het associatie niveau voordoert?
tertiaire schors
153
Welke symptomen verwacht je als zich een laesie voordoet in de laterale primaire schors?
hemiplegie arm/hand/gelaat
154
Waar verwacht je een laesie als de patient een hemiplegie heeft aan arm, hand of gelaat?
laterale primaire schors
155
Welke symptomen verwacht je als zich een laesie voordoet in de mediale primaire schors?
hemiplegie been/voet
156
Waar verwacht je een laesie als de patient een hemiplegie heeft aan been of voet?
mediale primaire schors
157
Welke symptomen verwacht je bij een laesie in het cerebellum?
ataxie
158
waar verwacht je een laesie als de patient een ataxie heeft?
cerebellum
159
Welke symptomen verwacht je bij een hersenstamlaesie?
bewustzijnsstoornissen/alternans principes/symptomen beide zijden
160
Noem de hersenzenuw I, benoem of hij motorisch of sensorisch is en geef de bijbehorende functie aan
n. olfactorius, sensorisch, reukorgaan
161
Noem de hersenszenuw II en de bijbehorende functie
n. opticus, sensorisch, oog (netvlies)
162
Noem de hersenzenuw III en de bijbehorende functie
n. oculomotorius, motorisch, open ogen (oogleden), oogbewegingen (roteren ogen) pupil controle
163
Noem de hersenzenuw IV en de bijbehorende functie
n. trochlearis motorisch oogbewegingen naar beneden
164
Noem de hersenzenuw V en de bijbehorende functie
n. trigeminus motorisch en sensorisch kauwspieren (open en sluiten mond) sensibiliteit van gelaat (ook neus en mondholte) sensibiliteit voorste 2/3e deel van de tong
165
Noem de hersenzenuw VI en de bijbehorende functie
n. abducens motorisch abduceren ogen
166
Noem de hersenzenuw VII en de bijbehorende functie
n. facialis motorisch en sensorisch gelaatsspieren smaak voor 2/3e deel tong
167
Noem de hersenzenuw VIII en de bijbehorende functie
n. vestibulocochlearis sensorisch evenwichtsorgaan gehoororgaan
168
Noem de hersenzenuw IX en de bijbehorende functie
n. glossopharyngeus sensorisch smaak achterste 1/3e deel tong sensibiliteit achterste 1/3 deel tong (keelholte)
169
Noem de hersenzenuw X en de bijbehorende functie
``` n. vagus motorisch en sensorisch Slikspieren vegetatief zenuwstelsel inwendige organen vegetatief zenuwstelsel ```
170
Noem de hersenzenuw XI en de bijbehorende functie
n. accessorius motorisch nekspieren (trapezius en sternocleidomastoideus)
171
Noem de hersenzenuw XII en de bijbehorende functie
n. hypoglossus motorisch tongspieren
172
hoe heet de apraxie waarbij het handelingsconcept gestoord is?
ideatorische apraxie
173
Noem de hersenstructuur die verantwoordelijk is voor persoonlijkheid en motivatie
tertiaire motorische schors
174
Noem vier neurologische stoornissen
anesthesie, parese, anopsie, spasticiteit
175
Met welk schorsgebied werkt het secundair supplementaire motorische schorsgebied samen?
basale kernen
176
Noem een stoornis van de basale kernen
Huntington
177
De piramidebaan bestaat uit de tractus corticospinalis en de tractus.....
corticobulbaris
178
welke stoornis/beperking is er bij een beschadiging van het upper motor neuron?
hemiparese
179
welk geheugen is het vaakst aangedaan bij retrograde amnesie?
episodisch geheugen
180
welke motorische baan maakt naast de tractus corticospinalis lateralis nog meer deel uit van het laterale systeem in het ruggenmerg?
tractus rubrospinalis
181
uit welke banen bestaat de extrapiramidale baan?
rubrospinalis vestibulospinalis tectospinalis reticulospinalis
182
Termische- en pijnprikkels gaan in het ruggenmerg...... omhoog
hetero lateraal, contralateraal
183
In welk primair schorsgebied eindigen prikkels vanuit de achterstrengbaan?
primair somatosensorisch
184
Ataxie is een gevolg van een stoornis van het ....?
cerebellum
185
Geef een andere benaming voor het lower motorneuron
perifeer motorneuron
186
Waar staat de afkorting FAST voor?
Face, Arm, ....., Time
187
Welk systeem in het ruggenmerg houdt zich voornamelijk bezig met houdingsregulatie?
ventromediaal systeem
188
Parkinson onstaat door beschadiging van cellen in de
substantia nigra
189
Met welke structuur in het centraal zenuwstelsel werkt het secundair premotorisch schorsgebied samen?
cerebellum
190
welke hersenzenuw vervoert sensorische informatie van het aangezicht?
n. trigonimeus
191
Met welke stoornis heeft depressie veel overlap?
apathie
192
Wat is de benaming voor het trager bewegen bij Parkinson patienten?
Bradykinesie
193
Waarmee is Parkinson nog meer te behandelen naast fysiotherapie en medicatie?
Deep brain stimulation
194
Welke 3 hersenzenuwen zorgen voor motorische aansturing van het oog?
n. abducens n. trochlearis n. oculomotorius
195
Wat is het fylogenetisch oudste deel van de hersenen?
archiniveau
196
In welke hemisfeer komt vaak nosoagnosie voor als hier een leasie heeft plaatsgevonden?
rechter hemisfeer
197
Wat is de functie van de secundair motorische schors?
zorgt voor de beweegprogramma's.
198
Wat is de rol van de secundaire motorische schors bij de ziekte van Parkinson?
Bij de ziekte van Parkinson is de samenwerking tussen de basale kernen en de secundaire motorische schors verstoord. Hierdoor starten de beweegprogramma's niet op.
199
Wat is de rol van de laterale premotorische schors bij de ziekte van Parkinson?
Werkt samen met het cerebellum. Een beweging nog niet vaak gemaakt is, wordt hier gevormd. Door hier gebruik van te maken, kan een parkinson patient bewegingen toch weer maken.
200
Waar ligt de mediale suplementaire motorische schors?
Onderdeel van de secundaire motorische schors.
201
Wat is de functie van de basale kernen?
Remming van de thalamus
202
Waarmee vormt de premotorische schors een paar?
Cerebellum
203
Wat is de rol van de basale kernen bij de ziekte van Parkinson?
Ze remmen de thalamus. Door een gebrek aan dopamine werken de kernen niet meer naar behoren en raakt de thalamus ontremt.
204
Wat is het ventraal tegmentum gebied?
een dopamine gebied naast de substantia nigra
205
In welk deel van de hersenen kan de ziekte van Parkinson worden vastgesteld?
Substantia Nigra
206
Wat is dyskinesie?
onwillekeurig bewegen?
207
Geef de latijnse naam voor onwillekeurig bewegen.
Dyskinesie
208
Wat houdt rigiditeit in?
Verstijving van spieren
209
Wat is het verschil tussen rigiditeit en spasticiteit?
Rigiditeit wordt veroorzaakt door de spierspoeltjes, spasticiteit door de golgi peessensoren. Verder is rigiditeit niet afhankelijk van snelheid, spasticiteit is dit wel.
210
Waardoor ontstaat een tremor bij de ziekte van Parkinson?
De basale kernen dempen de werking van de thalamus niet goed. Hierdoor ontstaat er een verstoord beweegpatroon.
211
Wat is de tegenhanger van melotonine?
Serotonine
212
Wat is de tegenhanger van serotonine?
melatonine
213
Welke twee neurotransmitters zijn nodig voor een goed beweegpatroon?
serotonine en dopamine
214
Wat is het verschil tussen serotonine en dopamine?
Serotonine fluctueert minder.
215
Wat is de functie van serotonine?
Stemming, memory processing, slaap en je snapt alles om je heen.
216
Wat zijn motorische banen?
De zenuwbanen die zorgen voor transport van de motorische prikkels.
217
Geef een indeling van motorische banen.
ventromediaal en lateraal
218
Geef aan wat de functie is van de ventromediale banen
houding, input afdalende mediale baan hersenstam
219
Geef aan welke banen onder de ventromediale banen vallen
corticospinalis medialis reticulospinaal vestibulospinaal tectospinaal
220
Geef aan wat de functie is van de laterale banen
doelgerichte bewegingen, input uit afdalende laterale baan.
221
Geef aan welke banen onder de laterale banen vallen.
corticospinalis lateralis | Rubrospinaal
222
Welke hersengebieden spelen een belangrijke rol bij het gooien van een bal?
primaire motorische schors | supplementaire motorische schors.
223
Welke hersengebieden spelen een belangrijke rol bij het vangen van een bal?
zien, horen, voelen, secundaire parietale lob, prefrontale lob, premotorische schors, cerebellum, primair motorische schors.
224
Wat betekent de afkorting MSA
Multi systeem atrofie
225
Wat is het verschil tussen Parkinson en MSA?
Bij Parkinson wordt er minder dopamine aangemaakt. Bij MSA is er een stoornis in de dopamine receptoren, waardoor die minder dopamine opvangen.