H10: denken Flashcards

(46 cards)

1
Q

Mentale representaties

A

Mentale code van iets dat je ziet, waarover je nadenkt, om het vast te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Denken

A

cognitief proces dat betrokken is bij het vormen van nieuwe mentale representaties door beschikbare informatie te manipuleren en op een zinvolle manier te ordenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bouwstenen van het denken:

A
  • Concepten
  • Cognitieve plattegronden
  • Schema’s & scripts
  • Denken & hersengebieden
  • Intuïtie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Concepten

A

Mentale representaties van categorieën of ideeën gebaseerd op ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Conceptvorming

A

Het vermogen om ervaringen onder te brengen in vertrouwde mentale categorieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Natuurlijke concepten

A

Ontwikkeld op basis van ervaringen
- Prototype
- Exemplarisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Prototype

A

Gemiddelde maken van alle ervaringen van een bepaald concept dat we ooit gehad hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Exemplarisch

A

Kopie opslaan van elk exemplaar. Verzameling van exemplaren vormt zo ons concept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Artificieel concept

A

Gedefinieerd door regels & kenmerken (nooit zelf ervaren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cognitieve plattegronden

A

Mentale representatie van een fysieke ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Schema

A

Cluster van verwante concepten die een algemeen kader vormen voor het denken over thema’s, gebeurtenissen, personen, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gebruik van schema’s

A
  • Verwachtingen
  • Gevolgtrekkingen te maken
  • Scripts als schema’s van gebeurtenissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Script

A

Een cluster van informatie over reeksen van gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Intuïtie

A

Vermogen om een oordeel te vormen zonder bewust te redeneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vaardigheden van goede denkers:

A
  • Probleem oplossend denken
  • Redeneren
  • Beslissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Problem solving

A

Erkennen dat er een probleem is en via een aantal stappen tot een oplossing komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Redeneren

A

Conclusies trekken uit premissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Beslissen

A

Maken van een keuze uit verschillende mogelijkheden met elk verschillende consequenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Divergent denken

A

Alle relevante mogelijkheden overwegen

20
Q

Algoritme

A

Methode die in een aantal stappen altijd een oplossing levert

21
Q

Heuristiek

A

Methode die meestal een oplossing levert (intuïtieve & flexibele strategieën)

22
Q

Bruikbare heuristieken:

A
  • Terugwerken
  • Zoeken naar analogieën
  • Deel een groot probleem op in kleiner problemen
23
Q

Mental sets

A

De neiging om een nieuw probleem te benaderen op een manier die je bij een eerder probleem hebt gebuikt

24
Q

Functionele gefixeerdheid

A

Het onvermogen om een nieuwe toepassing te zien voor een voorwerp dat al met iets anders geassocieerd is

25
Lateraal denken
Anders ordenen van informatie
26
Inductief redeneren
Je redeneert van een specifiek geval naar een algemeen geval
27
Deductief redeneren
Je redeneert van een algemeen geval naar een specifiek geval
28
Oorzaken van slecht oordelen:
- Confirmation bias - Hindsight bias - Anchoring bias - Representativeness bias - Availability bias - De tiranie van de keuze
29
Inhoudelijke denkstoornissen
Gedachten waarvan de inhoud niet overeenkomt met wat de gemiddelde mens ervaart (wanen)
30
Formele denkstoornissen
De gedachtegang is niet te volgen
31
Wanen
Een ongewone opvatting die net overeenkomt met de werkelijkheid waaraan met overtuiging wordt vastgehouden, ondanks het bewijs van het tegendeel & dat de opvatting niet gedeeld wordt met anderen
32
Theory of mind
Menselijk vermogen om zich een beeld te vormen van het perspectief van een ander
33
Mentaliseren
Gedrag van jezelf en anderen proberen te begrijpen door het te koppelen aan onze mentale toestanden
34
Mentale toestanden
Emoties, overtuigingen, wensen, gedachten
35
Hinting task
Mensen hints geven en kijken of mensen in staat zijn om een niet letterlijk gezegde boodschap te bepalen uit een aantal hints
36
Attributiestijl
De manier waarop mensen het gedrag van zichzelf en van anderen verklaren in termen van oorzaak en gevolg
37
Externe attributie
Oorzaken worden gezien als liggend buitend e betrokkene
38
Interne attributie
Oorzaken worden gezien als liggend binnen de betrokkene
39
Jumping to conclusions
Mensen met wanen gaan heel weinig evidentie verzamelen om een conclusie te trekken
40
Cognitieve remediatie therapie
Leren nadenken over je eigen denken
41
Rumineren
vorm van piekeren waarbij we nog meer gaan herkauwen, niet kunnen loslaten, in een spiraalkomen van negatieve gedachten
42
Gevolgen van rumineren:
- Stemming - Aandacht & concentratie - Probleemoplossend denken
43
Savoring
Pos/neg gevoelens koesteren
44
Dampening
Pos/neg gevoelens verkleinen
45
Autobiografische geheugentaak
Mensen moeten een herinnering oproepen die ze associëren met het woord die ze zagen
46
Overalgemeen geheugen
- Permanent - Verbeteren door middel van geheugentraining