H23 Structuurwoorden Flashcards
(61 cards)
1
Q
zekere, iemand
A
tale
2
Q
andermans
A
altrui
3
Q
sommige
A
certo/a
4
Q
ieder(een), eenieder (2)
A
chiunque, ciascuno/a
5
Q
iedereen
A
ognuno/a
6
Q
welk/ wie ook maar; zomaar een, ieder willekeurig
A
qualsiasi
7
Q
welke dan ook, wie ook maar
A
qualunque (cosa)
8
Q
opdat
A
affinché + cong
9
Q
tenzij, behalve
A
a meno che + cong
10
Q
zodra
A
appena
11
Q
en toch, maar toch
A
eppure
12
Q
Zolang er leven is, is er hoop.
A
Finché c’è vite, c’è speranza.
13
Q
zodat
A
in modo che + cong
14
Q
tenzij
A
salvo che + cong
15
Q
(of)wel
A
oppure
16
Q
op voorwaarde dat, mits
A
a patto che + cong
17
Q
vooropgesteld dat
A
premesso che + cong
18
Q
daarom
A
perciò
19
Q
mits
A
purché + cong
20
Q
hoewel, ook al
A
sebbene + cong
21
Q
aangezien, omdat, daar
A
siccome
22
Q
en toch, niettemin
A
tuttavia
23
Q
niets meer
A
non… più niente
24
Q
zelfs, maar liefst, gewoonweg, geheel en al
A
addirittura
25
plots, opeens
ad un tratto
26
als geroepen komen
arrivare a proposito
27
eventueel, desnoods, mocht
caso mai
28
in elk geval, toch
comunque
29
stiekem
di nascosto
30
vergeefs
invano
31
toch, evengoed
lo stesso
32
gelukkig maar
meno male
33
ondanks (2)
malgrado, nonostante
34
behalve
oltre a
35
behoudens vergissingen
salvo errori
36
via, door middel van
tramite
37
behalve
tranne
38
zich (ergens uit) redden
cavarsela
39
iemand iets op de mouw spelden
darla a bere a qu
40
gewichtig doen, het hoog in de bol hebben
darsi dalle arie
41
ermee te maken hebben
entrarci
42
iets uithalen, het bont maken
farne
43
contact opnemen met iemand, iets van zich laten horen (2)
farsi vivo/a; farsi sentire
44
zijn handen in onschuld wassen
lavarsene le mani
45
alles op alles zetten
mettercela tutta
46
er goed van afkomen
passarla liscia
47
goede/ slechte tijden meemaken
passarsela bene/male
48
het zich aantrekken
prendersela con
49
rustig aan doen
prendersela comoda
50
een beroep doen op, zijn vertrouwen stellen in
raccomandarsi
51
van gedachten veranderen, zich bedenken
ripensarci
52
slim/uitgekookt zijn
saperla lunga
53
de betekenis
il significato
54
het koppelteken
il trattino
55
het haakje
la parentesi
56
haakje open
parentesi aperta
57
haakje sluiten
parentesi chiusa
58
verbuigen
declinare
59
de uitgang
la desinenza
60
bijna, haast
quasi
61
quasi-
pseudo-, finto, -a
