H2D cervicale zenuwen

Question 1

Functie afferent systeem

Answer 1

Sensorisch: voert informatie over weefsels en organen naar het CZS

Question 2

Types afferent systeem

Answer 2

Somatisch afferent syteem en visceraal afferent systeem

Question 3

Groepen somatisch afferent systeem

Answer 3

Algemeen somatisch afferent systeen en speciaal somatisch afferent systeem

Question 4

Algemeen somatisch afferent systeem

Answer 4

-Exteroceptieve informatie = info over prikkels afkomstig van buiten het lichaam, vb: pijn, temperatuursverandering
-Proprioceptieve informatie= info over prikkels afkomstig uit het lichaam vb: stand spieren en gewrichten

Question 5

Speciaal somatisch afferent systeem

Answer 5

Gelokaliseerd in gespecialiseerde organen (vb oog, oor…) over speciale info afkomstig uit (vb: evenwicht) of van buiten (vb: licht) het lichaam

Question 6

Visceraal afferent systeem

Answer 6

Voert algemene informatie uit de viscera naar het CZS

Question 7

Functie efferent systeem

Answer 7

Motorisch: voert stimuli vanuit het centraal zenuwstelsel naar de verschillende weefsels en organen

Question 8

Types efferent systeem

Answer 8

Somatisch en visceraal

Question 9

Somatisch efferent systeem

Answer 9

Activeert dwarsgestreepte (willekeurige) spieren

Question 10

Types visceraal efferent systeem

Answer 10

Algemeen en speciaal

Question 11

Algemeen visceraal efferent systeem

Answer 11

-Synoniem: autonoom zenuwstelsel -Functie: efferente banen voor gladde spieren, hartspieren alle klieren

Question 12

Speciaal visceraal efferent systeem

Answer 12

-Functie: bezenuwt dwarsgestreepte spieren via uitlopers die samenlopen met de craniale zenuwen
-Vb: spieren vh gelaat, oor, oog

Question 13

Reflexboog

Answer 13

Verbinding tussen het afferent en efferent systeem waarbij het centraal zenuwstelsel niet tussenkomt

Question 14

Radix dorsalis/dorsale wortel verloop

Answer 14

Oorsprong: perifere organen
Eindpunt: columna grisea posterior
Bevat ganglion spinale

Question 15

Functie radix dorsalis

Answer 15

Bevat sensorische vezels (=afferent)

Question 16

Ligging ganglion spinale

Answer 16

Op radix dorsalis nabij het foramen intervertebralis

Question 17

Functie ganglion spinale

Answer 17

Bevat de cellichamen van afferente vezels

Question 18

Verloop radix ventralis/ventrale wortel

Answer 18

oorsprong: columna grisea anterior eindpunt: perifere organen

Question 19

Eigenschappen radix ventralis

Answer 19

-Bevat de motorische vezels (efferent)
-Cellichamen liggen in de columna grisea anterior

Question 20

Begin nervus spinalis

Answer 20

Fusering van de radix dorsalis en ventralis ter vorming van een gemengde zenuw

Question 21

Verder verloop n. spinalis

Answer 21

Verloopt door het foramen intervertebrale en splitst onmiddelijk in drie takken
Uitz: cauda equina -> gevormd door nn. spinales vanaf L1-L2

Question 22

Aantal spinale zenuwen

Answer 22

31 paar:
8 nn. spinales cervicales
12 nn. spinales thoracales
5 nn. spinales lumbales
5 nn. spinales sacrales
1 n. spinales coccygealis

Question 23

Nummering spinale zenuwen

Answer 23

-C1: komt te voorschijn tussen het os occipitale en C1
-C8: komt te voorschijn tussen C7-D1
-Alle andere: altijd het nummer van de hogergelegen wervel

Question 25

Plexus

Answer 25

Punt waar zenuw vertakkingen versmelten

Question 25

Belang r. dorsalis

Answer 25

-Bezenuwen van rugspieren: M -Huid van occiput tot coccyx: S

Question 26

Eigenschap r. dorsalis

Answer 26

-Bevatten sensibele en motorische vezels (uitz C1: M) -Vormt nooit een plexus -S1-S5 komen te voorschijn uit foramina sacralia dorsalia

Question 27

Belang r. ventralis

Answer 27

Bezenuwen van de extremiteiten en de romp: M/S

Question 29

Eigenschap r. ventralis

Answer 29

bevatten sensibele en motorische vezels: uitz C1 C1-C5: vormen de plexus cervicalis C5-D1: vormen de plexus brachialis L1-L5: vormen de plexus lumbalis S1-S5: komen te voorschijn uit foramina sacralia pelvina en vormen dan de plexus sacralis

Question 30

Verloop r. meningeus

Answer 30

Terug naar het ruggenmerg door foramen intervertebralis

Question 31

Belang r. meningeus

Answer 31

Verzorgt het ruggenmerg

Question 32

N. suboccipitalis

Answer 32

Oorsprong: C1 Kenmerk: alleen motorisch Innervatio: (M) cervico-occipitale spieren

Question 33

R. dorsalis C2 innervatio

Answer 33

M: -m. longissimus -m. splenius -m. semispinalis capitis -m. trapezius S: n. occipitalis major -> huid tussen de linea nuchae en de sutura coronaria

Question 34

Rr. dorsales C3-8 innervatio

Answer 34

M: lange rugspieren en diepe nekspieren S: huid van de hals

Question 35

Ligging plexus cervicalis

Answer 35

-Achter de m. sternocleidomastoideus -Ventraal van de m. scalenus anterior en m. levator scapulae

Question 36

Anastomoserende takken plexus cervicalis naar ...

Answer 36

-Ganglion cervicale superius van de orthosympathicus -C1-C4 -n. hypoglossus (XII): ansa cervicalis

Question 37

Eigenschappen ansa cervicalis

Answer 37

Takken: -R. superior, oorsprong C1 -R. inferior, oorpsprong C2-C3 Innervatio: tongbeenspieren (M)

Question 38

Spiertakken plexus cervicalis

Answer 38

-Takjes uit de ansa cervicalis -C3 -> m. sternocleidomastoideus, m. trapezius -C2-C5 -> innervatio: diepe laag van de prevertebrale spieren, laterale diepe halsspieren -N. phrenicus

Question 39

N. phrenicus

Answer 39

-Oorsprong: rr. ventrale C3-C5 -Innervatio: diaphragma (M), pericard, pleura mediastinalis, craniale deel vh. peritoneum (3xS)

Question 40

Huidtakken plexus cervicalis

Answer 40

-N. occipitalis minor -N. auricularis magnus -N. transversus colli -Nn. supraclaviculares

Question 41

N. occipitalis minor

Answer 41

-Oorsprong: rr. ventrales C2-C3 -Innervatio: lateraal deel van de achterhoofdshuid

Question 42

N. auricularis magnus

Answer 42

-Oorsprong: r. ventralis C3 -Innervatio: huid aan de onderzijde van oor en slapen

Question 43

N. transversus colli

Answer 43

-Oorsprong: r. ventralis C3 -Innervatio: huid van de bovenste halsstreek tot aan de kin

Question 44

Nn. supraclaviculares

Answer 44

-Oorsprong: rr. ventrales C3-C4 -Innervatio: huid boven en onder clavicula, huid boven het acromion, huid van ventrale thoraxwand tot aan rib 4