H5 pt 1 Flashcards
(21 cards)
Synthese van neurotransmitters locatie
in cellichaam (DNA, mRNA)
Neurotransmissie stappen (4)
1). Synthese & Transport
2). Afgifte in reactie op actiepotentiaal. Actiepotentiaal genereert calcium en daardoor afgifte.
3). Receptie op postsynaptische membraan. Neurotransmitters activeren waardoor excitatie, inhibitie of modulate optreedt.
4). Inactivatie: de neurotransmitters in de synaptische spleet worden gedeactiveerd.
Functie van calcium bij neurotransmitters?
Een actiepotentiaal veroorzaakt een influx van calcium in het presynaptische neuron via spanningsafhankelijke calciumkanalen. Dit calcium zorgt ervoor dat de synaptische blaasjes, die al neurotransmitters bevatten, fuseren met het presynaptische membraan en hun inhoud vrijlaten in de synaptische spleet via exocytose.
Inhibitie op het post-synaptische membraan leidt tot … (hyperpolarisatie/depolarisatie)
Hyperpolarisatie
Excitatie op het post-synaptische membraan leidt tot … (hyperpolarisatie/depolarisatie)
Depolarisatie
Quantum =
inhoud van 1 synaptisch blaasje (wat neurotransmitters bevat)
De hoeveelheid van afgegeven neurotransmitters hangt af van …
Het calcium influx in eindknop en het aantal blaasjes dat fuseert met het presynaptisch membraan.
Is één quanta (quantum) voldoende om actiepotentiaal in postsynaptische cel voort te brengen?
Nee, er zijn er veel nodig.
Axo-dendritische synaps
Axon naar Dendriet
Axo-somatische synaps
Axon naar Cellichaam
Axon-axonische synaps
Axon naar ander Axon
Dendro-denritische synaps
Dendriet naar ander Dendriet
Axo-musculaire synaps
Axon naar Motorische eindplaat
Axo-sypantische synaps
Axon naar Eindknop van een ander axon.
Axo-secretoire synaps.
Axon op bloedvat
Axo-extracullaire synaps
Axon naar Excracelliulaire vloeistof
Exciterende synapsen: TYPE 1: Locatie, vorm etc.
Vooral bij Dendrieten. Ronde vesicles. Meer neurotransmissers nodig, dus meer excitatie nodig om voldoende te genereren voor actiepotentiaal. Hogere dichtheid receptoren. Grotere actieve zone (meer ruimte ingenomen door receptoren).
Inhiberende synapsen: TYPE 2: locatie, vorm etc.
Vooral bij Axonheuvel (cellichaam). Platte vesicles. Lage dichtheid receptoren. Kleine actieve zone (minder ruimte ingenomen door receptoren)
Klassieke neurotransmitter criterium potentiaal:
moet een potentiaalverschil teweegbrengen op postsynaptische membraan. (EPSP of IPSP)
4 klassieke criteria voor of een chemische stof een neurotransmitter is:
- Aangemaakt of aanwezig in een neuron
- Afgifte van stof zorgt voor effect op andere cel
- Experimentele plaatsing (artificieel) resulteert in hetzelfde effect
- Er bestaat een mechanisme om de stof te verwijderen
Putatieve neurotransmitter:
stoffen die niet aan de 4 criteria voor neurotransmitter voldoen. Bijvoorbeeld wanneer zij alleen in combinatie met andere stoffen werkt (cocktail). Of wanneer ze zowel als neurotransmitter als hormoon fungeren.