HC'S WEEK 1 Flashcards

(211 cards)

1
Q

Kenmerken bacteriën?

A

Prokaryoten
Eencelligen
Dubbelstrengs en circulair DNA
Vaak ook plasmidaal DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken virussen?

A

Voor vermeerdering afhankelijk van gastheercellen
Alleen DNA of alleen RNA als genoom (info voor productie virionen)
Enkelstrengs of dubbelstrengs
Omgeven door eiwitmantel
Obligaat intracellulaire moleculaire parasieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken fungi?

A

Eukaryoten
Unicellulair = gisten
Vertakkende draden = schimmels
Velen dimorf
Voortplanting door sporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken parasieten?

A

Eukaryoten
Parasitaire leefwijze = voor ontwikkeling geheel/ten dele afhankelijk van gastheer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een pathogeen?

A

Een micro-organisme dat het lichaam ziek kan maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer spreek je van een infectie?

A

Als schade of veranderde fysiologie door interactie tussen de gastheer en het micro-organisme, er ontstaat dan een ontstekings- en immuunreactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 dingen waar pathogenese van infectieziekten afhankelijk van zijn?

A

Micro-organisme: betreft de virulentie en de pathogeniciteit
Gastheer: genetische achtergrond, immuunsuppressie door medicatie, ziekte of lokale omstandigheden
Besmettingsroute: via lucht, contact, feces of lichaamsvocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Betekenis pathogeniciteit?

A

Vermogen om ziekte te veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Betekenis primaire pathogenen?

A

Pathogenen die bij besmetting regelmatig ziekteverschijnselen veroorzaken
–> bijvoorbeeld S. aureus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Betekenis opportunistische pathogenen?

A

Veroorzaken alleen ziekte bij mensen met een verminderde weerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Betekenis virulentie?

A

Maat voor hoeveelheid schade die een micro-organisme in zijn gastheer aanricht
- virulentiefactoren
- hoeveel micro-organismen nodig om proefdier ziek te maken/te laten overlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Betekenis virulentiefactoren?

A

Eigenschappen waarmee een micro-organisme de verdedigingsmechanismen van de gastheer kan ontlopen of teniet doen
–> aanwezigheid toxinen, kapsel rondom virus, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 soorten bedreigingen voor het lichaam?

A

Exogene verstoring = bedreiging van buiten
Endogene verstoring = bedreiging van binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

2 categorieën van micro-organismen?

A

Microbiota
Pathogene micro-organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn microbiota?

A

Micro-organismen van de darm en huid, kunnen afhankelijk van afweerstatus pathogeen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn pathogene micro-organismen?

A

Bacteriën, virussen, schimmels, parasieten
–> mate van pathogeniciteit kan sterk verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

2 soorten afweer?

A
  1. Aangeboren/innate afweer –> zorgt met name voor ontstekingsreactie
  2. Aangeleerde/adaptieve afweer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Belangrijkste kantelpunt van het afweersysteem?

A

Zelf vs Niet-zelf
of
Binnen vs Buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke 2 aspecten zijn belangrijk bij dit kantelpunt?

A
  1. Herkenning: van gezonde lichaamscel, dode cel, tumorcel, microbiota, pathogeen, etc.
  2. Respons: aanvallen of negeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

3 barrières tegen infectie?

A
  1. Mechanisch/fysiek: epitheel, beweging van lucht of vloeistof in luchtpijp/oesophagus
  2. Chemisch: vetzuren, zout, lage pH, enzymen, antimicrobiële peptiden (defensines)
  3. Microbiologisch: microbiota
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gebeurt er als de eerste 3 barrieres tegen infectie niet goed genoeg zijn?

A

Krijg je te maken met innate en adaptieve afweer
= insult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Onderverdeling innate afweer?

A
  1. Direct beschikbaar: macrofagen al aanwezig in weefsel die gelijk kunnen gaan fagocyteren
  2. Geïnduceerd: op gang komen mbv ontsteking waarna granulocyten gerekruteerd worden naar het weefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Verschil kinetiek tussen innate en adaptieve afweer?

A

Innate afweer - direct = 0-4 uur
Innate afweer - geïnduceerd = 4-96 uur
Adaptieve afweer = > 97 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Globale stappen voor ontstaan acute ontsteking?

A
  1. Schade
  2. Vrijkomen exogene moleculen (componenten micro-organisme) of veranderde endogene moleculen (celresten) vrij in ECM
  3. Deze moleculen worden herkend door innate en adaptieve afweer
  4. Innate en adaptieve afweer zorgen voor acute ontsteking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
3 Celtypen betrokken bij de afweer?
- granulocyten: neutrofiel, basofiel, eosinofiel - lymfocyten: T-lymfocyten, B-lymfocyten, innate lymfoide cellen (ILC, m.n. NK-cellen) - monocyten: macrofagen en dendritische cellen
26
Waarmee herkennen innate en adaptieve afweer hun moleculen?
Innate afweer = genoom-gecodeerde receptoren Adaptieve afweer = gerearrangeerde receptoren --> B-cel of T-cel receptoren
27
Wat betekend gerearrangeerd (receptoren)?
In DNA zijn verschillende segmenten die op allerlei manieren aan elkaar worden geligeerd om zo verschillende soorten receptoren te vormen
28
Wat zijn GG-receptoren nog meer?
PRR = Pattern Recognition Receptors
29
3 soorten PRR's?
PAMP DAMP MAMP
30
Wat is PAMP?
PAMP-R = pathogen-associated molecular pattern receptor --> herkend moleculen op bijvoorbeeld bacteriën
31
Wat is DAMP?
DAMP-R = Damage/danger-associated molecular pattern receptor --> komen vrij bij weefselschade
32
Wat is MAMP?
MAMP-R = Microbe-associated molecular pattern receptor --> hoeft niet schadelijk te zijn
33
[Adaptieve afweer] Lymfocyt receptoren voor antigenen hebben 2 soorten domeinen, welke?
Variabele domeinen - antigeenherkenning - 1x bij T-cel receptor, 2x bij B-cel receptor Constante domeinen
34
Wat is belangrijk voor het genereren van diversiteit voor deze lymfocyt receptoren
Bij de constructie van Ig zware ketens wordt aan het constante domein (C) 3 soorten domeinen gebonden: - joining domein (J) - variabel domein (V) - diversity segment/domein (D)
35
Wat is het verschil tussen de antigeenherkenning door B-cellen en T-cellen?
BCR in staat om het antigeen zelf intact al te herkennen TCR heeft altijd APC nodig om een onderdeel van het antigeen te kunnen binden
36
2 soorten lymfoïde organen?
Primair = beenmerg en thymus --> vorming van lymfocyten Secundair = lymfeklieren, milt, plaques van Peyer, tonsillen, lymfoïd weefsel in darm/longen/neus --> activatie en functie van lymfocyten --> op gang komen van adaptieve afweer
37
Welke 2 processen zijn nodig voor een immuunrespons?
Migratie/homing = lymfocyten migreren naar juiste plek in lichaam Recirculatie = lymfocyten migreren door circulatie totdat ze stuiten op juiste antigeen
38
Wat is de primaire functie van de lymfeklier?
Filter voor weefselvloeistof Activatie van zowel B-cellen als T-cellen
39
2 onderdelen van de adaptieve immuniteit?
Humorale immuniteit = T-cellen activeren B-cellen waardoor sterke B-cel deling en uiteindelijk differentiatie tot plasmacellen (met productie immunoglobulinen) Cellulaire immuniteit = APC's activeren Th-cellen en Tc-cellen waardoor proliferatie en differentiatie
40
Waar vindt activatie van macrofagen door T-helpercellen plaats?
In perifere weefsels WANT hier liggen de macrofagen en kunnen dus ook alleen daar geactiveerd worden (ook macrofagen in LK maar daar meer opruiming van antigenen)
41
Waarmee worden antigenen aan T-cellen gepresenteerd?
HLA = Human Leukocyte Antigen Humaan MHC = Major Histocompatibility Complex Transplantatie antigeen
42
2 soorten HLA-moleculen?
Klasse I - presenteert aan CD8+ cytotoxische T-cellen - op alle kernhoudende cellen Klasse II - presenteert aan CD4+ T-helpercellen - op alle APC's
43
Op welke plek bindt het peptide aan het HLA-molecuul?
Peptidegroeve
44
Antigeenroute HLA-I?
1. Virusinfectie = virus in cytosol wordt afgebroken door proteasoom 2. Hierbij komen virale peptiden vrij 3. Deze worden via ER op HLA-I molecuul gezet 4. Via golgi-apparaat op celmembraan waar ze cytotoxische T-cellen zullen herkennen
45
Antigeenroute HLA-II?
1. Antigenen opgenomen in endosoom 2. Endosoom fuseert met lysosoom tot endolysosoom 3. Hierin peptiden op HLA-II molecuul gezet, hiermee vervangen ze het CLIP peptide 4. Na de peptidenuitwisseling komt molecuul op celmembraan terecht 5. Peptiden activeren T-helpercellen
46
Waartegen is de humorale immuniteit voornamelijk gericht?
Extracellulaire bacteriën
47
Waartegen is de cellulaire immuniteit, specifiek de macrofaag-respons, voornamelijk gericht?
Intracellulaire bacteriën
48
Waartegen is de celllulaire immuniteit, specifiek de cytotoxische respons, voornamelijk gericht?
Virussen en tumorcellen
49
3 functies van CD4+ T-helpercellen?
1. Adaptieve immuunrespons 2. Activeren B-cellen 3. Versterken CD8+ cytotoxische T-cel respons
50
Wat is de functie van cytokines die T-helpercellen maken?
Gericht macrofagen een kant op sturen - Th17 voor schimmels - Th1 voor virussen en intracellulaire bacteriën - Th2 voor parasitaire wormen - Tfh (T-folliculaire helpercellen) voor virussen en extracellulaire bacteriën
51
[Adaptieve afweer] Hoe wordt geheugen gevormd?
Klonale expansie van B-cellen
52
Hoe werkt de klonale expansie van B-cellen?
Één B-cel wordt geactiveerd = primaire respons [hierdoor klonale expansie tot] - vorming van plasmacellen - vorming van geheugen B-cellen Secundaire respons = geheugen B-cellen zullen sneller reageren en meer delen --> sterkere tweede respons
53
2 balanserende onderdelen van de T-cel respons?
- regulatoire T-cellen: zorgen voor tolerantie tegen onschuldige/lichaamseigen antigenen - effector T-cellen: zorgen voor immuniteit
54
Hoe word de balans van de T-cel respons behouden?
Innate immuniteit: bij sterke reactie innate afweer gaat balans meer richting immuniteit Immuun checkpoints: zorgen dat balans niet zomaar doorslaat naar immuniteit, handhaven van tolerantie
55
Wat is een allergie?
Adaptieve respons tegen 'onschuldig' Ag - huiduitslag, kortademig, etc. --> hooikoorts, astma
56
Wat is auto-immuniteit?
Adaptieve respons tegen eigen Ag - weefselschade --> type 1 diabetes
57
Wat is auto-inflammatie?
Ontregelde innate respons - koorts, weefselschade --> mediterrane periodieke koorts
58
Wat is een immuundeficiëntie?
Te geringe werking van het immuunsysteem - infecties --> SCID, AIDS
59
Wat is leukemie/lymfoom?
Maligne woekering van immuuncellen - anemie, infecties --> ALL
60
Virussen zijn passieve agentia, wat houdt dit in?
Virussen denken niet Virussen hebben geen strategie Virussen hebben geen belang bij het veroorzaken van ziekte
61
Virus is een organisme met 2 fasen, welke?
Intracellulaire fase Extracellulaire fase --> virion/viruspartikel
62
Op basis waarvan kunnen virussen ingedeeld worden?
Veroorzaakte ziekte: virus kan verschillende ziektes veroorzaken met dezelfde verschijnselen Morfologie: vorm en genetisch materiaal --> RNA/DNA, +/-, es/ds mRNA synthese (Baltimore scheme) Wel/geen envelop
63
Hoe werkt de virus replicatie cyclus?
1. Virion komt de cel binnen 2. Binnen cel wordt virus uitgepakt = latente fase waarin nog een virus aangetoond wordt 3. Transcriptie en replicatie van virusgenoom 4. Assemblage van virusonderdelen tot er weer een virion wordt gevormd 5. Virionen weer uitgescheiden naar extracellulair
64
Wat bepaalt bij een virus de specificiteit voor de aanhechting aan de gastheercel?
Virus zonder envelop = capside Virus met envelop = envelop
65
Wat betekend 'tropisme' van een virus?
Het vermogen om selectief de ene of de andere celpopultie te infecteren
66
3 manieren van entree van het virale genoom?
- penetratie --> zonder envelop - endocytose --> met/zonder envelop - membraanfusie --> met envelop
67
Waarop is de Baltimore indeling gebaseerd?
Gebaseerd op via welke route een virus naar mRNA komt
68
Welke stap komt er na de assemblage van het virus?
Release mbv budding
69
Wanneer is een cel permissief?
Als deze het virus vanaf 'attachment' kan steunen tot 'release'
70
Met welke lab techniek kan je kijken of iemand wel/niet een bepaald virus heeft gehad?
Antilichaam responsen --> detectie van de gastheer immuunrespons
71
5 manieren waarmee in het lab een virus gedetecteerd kan worden?
- pathologie, immunohistochemie - detectie van virale genoom: PCR, RT-PCR - viraal antigeen: ELISA - directe immunofluorescentie/elektronenmicroscopie - virus isolatie
72
[Moleculaire biologie] 3 soorten elektroforese?
Southern blotting = DNA Northern blotting = RNA Western blotting = eiwit
73
Wat betekent symbiose?
Het in associatie met elkaar leven van organismen van verschillende soorten
74
Wat betekent commensalisme?
Commensaal heeft voordeel, gastheer heeft geen voordeel of nadeel
75
Wat betekent parasitisme?
Leven ten koste van de gastheer
76
Wat betekent mutualisme?
Samenleven tot wederzijds voordeel
77
3 soorten parasieten?
Ectoparasieten Parasitaire wormen Parasitaire protozoa
78
Kenmerken ectoparasieten?
Gelijkpotigen Niet heel ziekmakend Belangrijk voor transmissieroute = vlooien, luizen, teken
79
Kenmerken parasitaire wormen?
Meercellig = spoelwormen, mijnwormen, schistosomen
80
Kenmerken parasitaire protozoa?
Eencellig = leishmania, plasmodium, toxoplasma
81
Wat is een vector?
Een e-vertebraat (ongewerveld dier) die verantwoordelijk is voor de overdracht van de parasiet
82
Kenmerken van leishmaniasis?
Complex van aandoeningen > 20 verschillende leishmaniasis soorten Vector = vrouwelijke zandvliegjes Intracellulaire parasiet Parasiet overleeft in immuuncellen Voorkomt fusie fagosoom met lysosoom
83
2 soorten ontwikkelingscycli van parasieten?
Directe ontwikkelingscyclus = parasiet heeft 1 gastheer = spoelworm Indirecte ontwikkelingscyclus = parasiet heeft 2 of meer gastheren = Leishmania
84
Wat houdt een definitieve gastheer in?
Gastheer die de volwassen parasiet herbergt en waarin geslachtelijke vermenigvuldiging plaatsvindt
85
Wat houdt tussengastheer in?
Gastheer waar de asexuele of vegetatieve vermeerdering plaatsvindt
86
Wat houdt gastheerspecificiteit in?
Door een (soms vergaande) specialisatie ontstaat gebondenheid van de parasiet aan een bepaalde gastheer --> in welke mate parasiet echt afhankelijk is van gastheer
87
3 klinische vormen van ziektebeeld Leishmaniasis?
Cutane leishmaniasis Mucocutane leishmaniasis: mucosa mond en neus Viscerale leishmaniasis
88
Pathogenese viscerale leishmaniasis?
1. Parasiet versleept naar lymfeknopen, beenmerg, milt en lever 2. Parasiet infecteert fagocyterende leukocyten 3. Aantasting immuunsysteem door destructie van granulocyten 4. Repressie van aanmaak bloedcellen = pancytopenie 5. Vergroting reticulo-endotheliale organen zoals milt en lever --> onregelmatige koorts en superinfecties Incubatietijd variabel Infectieduur maanden tot levenslang
89
Definitie incubatie periode?
De tijdspanne tussen het infectiemoment en het moment van de eerste klinische symptomen
90
Definitie prepatente periode?
De tijdspanne tussen het infectiemoment en het moment nadat de parasiet blijk geeft van zijn aanwezigheid = belangrijk voor diagnostiek
91
2 soorten Leishmania die kunnen zorgen voor viscerale leishmaniasis?
L. donovani = India, Bangladesh, Sudan en Oost-Afrika L. infantum/chagasi = Zuid-Europa, Noord-Afrika, Midden Oosten en Zuid-Amerika
92
Pathogenese L. donovani?
Aantasting afweersysteem = superinfecties Zonder behandeling 100% mortaliteit Overdracht mens op mens Onregelmatige koorts, buikpijn, vermagering, (hepato-)splenomegalie, pancytopenie, hyper gammaglobulinemie, lymfadenopathie
93
Beleid/kenmerken L. donovani?
Anamnese: herkomst, reisanamnese, immuunstatus Symptomen: onregelmatige koorts, hepatosplenomegalie Lab: pancytopenie, hyper IgG en IgM, geen eosinofilie Diagnostiek: microscopie, PCR, milt aspiratie > beenmerg punctie > bloed en serologie
94
Na (ca. 1 jaar) behandeling viscerale leishmaniasis een reactie in de huid, hoe heet dit?
Post Kala azar Dermal Leishmaniasis (PKDL) = parasieten nog wel in huid maar geen viscerale infectie meer
95
Kenmerken L. Infantum?
Zoonose: honden als dierenreservoir = (a)symptomatisch Humaan: opportunistische infectie bij jonge patienten en immuungecompromitteerden Viscerale en cutane presentatie
96
Wat houdt zoonose in?
Infectie of ziekte van zoogdieren, waarbij de mens als gastheer kan optreden. Dieren vormen hierbij het reservoir van waaruit de mens geinfecteerd raakt.
97
Wat is een opportunist?
Een parasiet die zich bij afwezigheid van een adequate immuunrespons sterk kan vermenigvuldigen, waarbij het nageslacht in dezelfde gastheer blijft en zich eveneens gaat vermenigvuldigen
98
Hoe ontstaat het ziektebeeld cutane leishmaniasis?
Geen versleping van de parasiet, in plaats daarvan blijft de geinfecteerde macrofaag in de huid op de plek van augulatie Hierdoor ontstaat een ulcus rondom de beet van de zandvlieg
99
Pathogenese cutane leishmaniasis?
Incubatietijde 2-8 weken tot jaren Ulcus met opgeworpen rand: pijnloos, langzaam groeiend, spontane genezing mogelijk, veel variatie in uiterlijk Littekenvormig
100
Kenmerken mucocutane leishmaniasis?
1-3% van L. Brasiliens complex infecties Versleping parasiet naar mucosa van neus en keel Vooral in Brazilie Lange incubatietijd: maanden-jaren na cutane presentatie
101
Diagnostiek van (muco)cutane leishmaniasis?
2 huidponsen van opgeworpen rand ulcus & dan microscopie of PCR GEEN serologie
102
3 ethische uitgangspunten?
Het principe dat ieder mens gelijkwaardig is Het uitgangspunt dat we zoveel mogelijk levens willen redden (utiliteit) Gelijken gelijk behandelen en ongelijken ongelijk
103
Wat houdt utiliteit in?
Zoveel mogelijk weldoen door het maximaliseren van de gezondheidswinst
104
Wat houdt rechtvaardigheid in?
Meest kwetsbaren eerst
105
Wat betekend positive sense?
Gen staat in mRNA code dus kan er een eiwit gemaakt worden --> hebben niet per se RNA polymerase nodig
106
Wat betekend negative sense?
Gen staat niet in mRNA dus kan er geen eiwit gemaakt worden
107
Waarop is de ICTV classificatie van virussen gebaseerd?
Soort genetisch materiaal = DNA/RNA Vorm van het capside = icosahedral/helix Wel/geen aanwezigheid van envelop
108
Wat voor soort virus is HIV?
Single strand, positive sense RNA virus met DNA intermediate
109
Beperking autonomie kan alleen worden gerechtvaardigd door ...?
Het directe belang van anderen en/of het collectieve belang (harm principle)
110
Paternalisme rechtvaardigt alleen ...?
(Lichte) drang Geen dwang
111
Hoe meer drang/veiligheidsbeperking, hoe meer ...?
Rechtvaardiging nodig
112
Nucleotide is geactiveerd als?
Als het een base, een suikerring van ribose en 3 fosfaatgroepen bevat
113
Functie 3 fosfaatgroepen in nucleotide?
Gebruikt als energiebron om DNA te vermenigvuldigen, hiervoor moeten 2 fosfaatgroepen afsplitsen
114
Waarop is antivirale therapie gebaseerd?
Replicatie van het virus remmen/voorkomen
115
Wat wordt gebruikt als antivirale therapie?
Nucleosiden = analogen die lijken op bouwstenen van DNA/RNA
116
Waar moet het geneesmiddel/antivirale therapie komen & waarom?
Intracellulair, omdat virussen zich intracellulair repliceren
117
Wanneer moet de fosfaatgroep aan het nucleotide-analoog binden? Extracellulair of intracellulair?
Als deze binding al extracellulair gemaakt wordt, kan het analoog de lipidelaag van het celmembraan niet passeren omdat de fosfaatgroep negatief geladen is DUS binding pas intracellulair maken
118
Wat is een nucleotide-analoog + fosfaatgroep?
Nucleoside
119
Hoe wordt een nucleoside geactiveerd?
Nucleoside moet intracellulair gefosforyleerd worden tot trifosfaat om actief te worden
120
Voorbeeld nucleoside analoog?
AZT
121
Kenmerken/werking AZT?
Essentiële OH-groep veranderd in N3 groep, hierdoor kan virale polymerase niet verder bouwen als deze is ingebouwd Is een prodrug: kan door negatieve lading niet door celmembraan, dus pas intracellulair gefosforyleerd en actief gemaakt
122
Welke 3 stappen doorloopt nucleotide-analoog prodrug?
1. Metabole omzetting van prodrug naar nucleoside 2. Fosforylering van nucleoside analoog tot nucleotide analoog 3. Remming van virale polymerase
123
Wat zijn selectieve nucleoside analogen?
Nucleoside analogen die zo gemaakt worden dat ze enkel virale polymerasen remmen en geen humane polymerasen
124
Wat zijn niet-selectieve nucleoside analogen?
Zorgen voor toxiciteit omdat ze ook humane polymerasen remmen Worden gebruikt bij chemotherapie
125
Waarom krijg je bij NRTI's snel resistentie als je ze als monotherapie gebruikt?
Er ontstaat resistentie: virale reverse transcriptase en RNA polymerase werken erg slordig, hierdoor ontstaan replicatiefouten in genoom waardoor er veel mutanten van het virus ontstaan.
126
Wat is het gevolg voor een virus met een resistentiemutatie?
Verlies van fitness - mutant virus kan minder goed repliceren dan het wildtype virus - wiltype virus zal dan meer aanwezig zijn dan de gemuteerde vormen
127
Hoe kan er door gebruik van monotherapie NRTI's (lamivudine) compensatoire mutatie ontstaan?
Lamivudine zal wiltype vh virus onderdrukken, hierdoor krijgen gemuteerde virussen de kans om te groeien. Als je middel blijft geven stapelen de mutaties op, totdat je mutanten met hoge resistentie hebt die goed repliceren = compensatoire mutatie. Dit virus zal compenseren voor slechte repliceren van de gemuteerde virussen, waardoor uiteindelijk verbetering van fitness van het virus.
128
2 manieren om resistentie te voorkomen?
1. Combinatietherapie: virus op 3 punten remmen, verschillende medicatie geven 2. Medicatie met hoge genetische barriere voor resistentie geven: virus moet meerdere mutaties ondergaan om resistent te worden --> monotherapie zou voldoende kunnen zijn
129
5 mogelijke aangrijpingspunten van antivirale therapie?
1. Remming van binding op receptor van de gastheercel = maravirox 2. Fusieremmer/remmen van versmelting van viruskapsel met plasmamembraan = enfuvirtide 3. Remmen van reverse transcriptase/ remmen van virusreplicatie = nucleoside analogen 4. Remmen van integrase/remmen van inbouw virale genoom in humaan genoom = raltegravir 5. Remmen van proteolyse/remmen losknippen viruspartikels = atazanavir
130
Wat behoort er tot HAART5/cART = combinatie antiretrovirale therapie?
1. Remming binding op receptor van gastheercel 2. Fusieremmer 3. Remmen reverse transcriptase 4. Remmen integrase 5. Remmen proteolyse
131
Tegen welke virussen werkt aciclovir?
Herpes simplex Waterpokkenvirus Varicella zoster virus (VZV) Cytomegalovirus (CMV)
132
Kenmerken van aciclovir?
Nucleoside analoog, maar veiliger: geen fosfaatgroepen, dus deze moeten eraan gezet worden als het cel in gaat
133
Verschil werking aciclovir in gezonde cel vs in geïnfecteerde cel (HSV)?
Lichaamseigen enzym: 1e fosfaatgroep aan aciclovir koppelen langzaam = lage activiteit Enzym HSV (thymidine kinase (TK)): 1e fosfaatgroep snel op aciclovir zetten DUS aciclovir alleen actief bij hoge concentraties HSV, in gezonde cel zal concentratie aciclovir nooit schadelijk hoog worden = grote therapeutische breedte
134
Bij innate immuniteit kan schade/micro-organismen herkend worden door 2 soorten sensoren/receptoren?
Humorale sensoren - herkenning van 'niet pluis' - eiwitten/receptoren in serum Cellulaire sensoren - receptoren op/in cellen
135
4 soorten humorale sensoren?
Complement: C3, C1q Collectines: MBL (mannnose-bindend lectine) Ficolines: ficoline-1 Pentraxines: CRP (C-reactive protein), PTX3
136
2 functies van humorale innate receptoren als ze iets binden?
Activeren van complement-cascade in serum en aan oppervlaktes van bacteriën Werken als opsonine en zorgen zo voor toename van fagocytose
137
Welke cellen zijn verantwoordelijk voor de herkenning van 'niet pluis' bij innate cellulaire herkenning?
Parenchymcellen Macrofagen Dendritische cellen Mestcellen NK-cellen Leukocyten Endotheelcellen Stamcellen Neuronen
138
3 typen cellulaire receptoren?
Opsonine receptoren (Microbe) ligand receptoren Supplementaire receptoren
139
2 soorten opsonine receptoren?
Fc-receptoren: FcR, Igx Complement receptoren
140
2 soorten (microbe) ligand receptoren?
Scavenger receptoren C-type lectine receptoren (CLR)
141
4 soorten supplementaire receptoren?
TLR = Toll-like receptoren: membraan NLR = NOD-like receptoren: cytosol RLR = RIG-I-like receptoren: cytosol DSR = DNA-sensing receptoren: cytosol
142
Kenmerken van opsinine receptoren?
Universele receptoren waarmee fagocyt innate/gewone antilichamen kan herkennen Herkennen immunoglobulinen en complementen Zorgt voor fagocytose Tegelijkertijd signalerende rol
143
Kenmerken van (microbe) ligand receptoren?
Herkennen en binden direct micro-organismen op een molecuul Zorgt voor fagocytose van partikels Ook signalerende functie
144
Kenmerken supplementaire receptoren?
Zorgen voor activatie van andere cellen Niet zozeer voor herkenning DUS alleen signalering
145
Verschil in binding tussen opsinine, (microbe) ligand en supplementaire receptoren?
(Microbe) ligand receptoren en supplementaire receptoren binden direct aan bacteriën, etc. Opsonine receptoren kunnen niet direct binden aan bacteriën, etc. maar hebben 'brug-moleculen' nodig.
146
Waarom is een macrofaag een sentinel cel?
Is de poortwachter die schade herkent en ontstekingsreactie in gang zet
147
Met welke 2 doelen fagocyteren macrofagen?
1. Opname van deeltje --> afbraak 2. Herkenning van deeltje --> activatie ontstekingsreactie via signaal via celkern waardoor uitscheiding van cytokinen en chemokinen
148
[Opsonine receptoren] Wat is de werking van Fc receptoren (FcR)?
Fc receptoren detecteren de Fc-staart (constante deel) van de immunoglobulinen = IgG, IgE, IgA --> fagocytose en signalering
149
Wat is er bijzonder aan de Fc gamma/epsilon R1* receptor?
Deze heeft zo'n hoge affiniteit voor de Fc-staart dat deze antistoffen kan binden als monomeer
150
Welke Fc receptor werkt als enige inhiberend?
Fc gamma R2 (FcyR2)
151
Hoeveel mogelijke Fc receptoren heb je voor IgG?
Drie
152
Welke Fc receptor is betrokken bij transport van immunoglobulinen (m.n. IgG) van maternale naar foetale bloed?
Neonatale Fc-receptor (FcRN)
153
Welke Fc receptor zorgt voor transport van IgA in de darm?
Poly-Ig-receptor
154
[Opsonine receptoren] Welke 3 functionele groepen van complement receptoren zijn er?
1. CR1, CR3 en CR4 2. CR2 (met Ig) 3. CR3 en CR4
155
Wat is de functie van de groep complement receptoren CR1/CR3/CR4?
Stimuleren fagocytose (opsonine functie)
156
Op welke cellen zijn CR1/CR3/CR4 te vinden?
Erytrocyten Macrofagen Dendritische cellen Neutrofielen
157
Wat is de functie van de groep complement receptoren CR2 (met Ig)?
Sterkere activatie van B-lymfocyten = deel B-lymfocyt co-receptor
158
Wat is de functie van de groep complement receptoren CR3/CR4?
Zijn ook integrines: binden extracellulaire matrixcomponenten = functie integrines: zorgen dat cellen plakken aan endotheel --> dit dus NAAST hun opsonine functie
159
Welke receptor is verantwoordelijk voor herkenning en activatie in het algemeen?
PRR = pattern recognition receptors Zitten op cellen van onze afweer
160
Wat is de functie van een PRR?
Herkent een bepaald patroon/antigeen/ molecuul van een ziekteverwekker = PAMP = Pathogen-associated molecular patterns
161
Welke 2 andere soort patronen kunnen naast PAMP herkend worden door PRR's?
MAMP = microbe associated molecular patterns DAMP = damage/danger associated molecular patterns
162
Op welke locaties kunnen PRR's zich bevinden?
Circulatie = pentraxines, collectines, ficolines en complement Membraangebonden = TLR, C-type lectines, scavenger receptoren Cytosol = NLR, RLR, DSR Endosomaal
163
2 manieren endocytose door fagocyt?
Ritssluiting = partikel bindt aan oppervlak fagocyt, waarna deze ritsend om partikel heen sluit en het naar binnen haalt --> specifiek: Fc receptor Ruffles = fagocyt haalt heel stuk extracellulair materiaal naar binnen door er een arm/flap om te slaan --> aspecifiek
164
[(Microbe-) ligand receptoren] Welke 2 functies hebben Scavenger receptoren?
Bindend molecuul: pathogenen, negatief geladen polymeren (bacteriën, virussen, etc.) Herkennen lichaamseigen stoffen: lipoproteïnen, natieve proteïnen (chaperones, Fe-BP), gemodificeerde proteïnen, lipiden en dode cellen
165
[(Microbe-) ligand receptoren] Welke 5 functies hebben C-type lectine receptoren (CLR)?
1. Herkennen glycanen/suikers 2. Betrokken bij endocytose 3. Signalerende functie 4. Activerende functie (ITAM-motief) 5. Inhiberende functie (ITIM-motief)
166
[Supplementaire receptoren] Toll-like receptoren (TLR) heeft 1 overkoepelende functie en 2 onderliggende functies afhankelijk van zijn lokatie, welke?
Zorgen voor signalering en dus activatie van cellen 1. R op membraan endosoom = herkenning nucleïnezuren (DNA, RNA) 2. R op buitenmembraan = herkenning patroon ziekteverwekker (flagelline, etc.)
167
Wat zijn de 5 stappen van de cellulaire activatie mbv TLR-signalering?
1. Via adapter molecuul begint signaleringscascade (kinases -> fosforylering) 2. Hierdoor transcriptiefactor-activatie 3. Transcriptie in de nucleus 4. Productie van ontstekingsmoleculen
168
Exogene prikkels die leiden tot activatie van receptoren in cytosol?
Bacterie celwand fragmenten: MDP, DP Bacteriële toxines, flagelline Viraal/bacterieel DNA of RNA
169
Endogene prikkels (o.i.v. cellstress) die leiden tot activatie van receptoren in cytosol?
K+ efflux Extracellulair ATP Reactief zuurstof (ROS) Mitochondriaal DNA Lysosomale membraan disruptie (Fagocytose van) kristallen: cholesterol, amyloïd of urinezuur
170
Een belangrijke cytokine is IL-1b, noem de 4 stappen waarmee IL-1b wordt geproduceerd?
1. IL-1 transcriptie: maakt pro-vorm van IL-1b 2. Inflammasoom-activatie: vorming inflammasoom-complex (als K+ efflux of presentatie bacteriën) 3. Inflammasoom-complex activeert caspase-1 enzym 4. Caspase-1 enzym zet pro-vorm van IL-1b om in actieve vorm
171
Wat voor soort cellen zijn natural-killer cellen?
Innate lymfoïde cellen (ILC's)
172
Een NK-cel heeft 2 soorten receptoren die bepalen om de NK-cel geactiveerd wordt of niet, welke?
Inhiberende receptor: kan binden aan HLA-1 receptor Activerende receptor: als ligand bindt dan activatie van NK-cel
173
Wat gebeurt er als de NK-cel geactiveerd wordt?
Dan worden stoffen als perforine en granzymen uitgescheiden, waardoor de doelcel in apoptose gaat
174
Wat is de relatie tussen NK-cellen en cytokinen?
NK-cellen zijn de belangrijkste producenten van cytokinen, waaronder IFN-y
175
Waarom is IL-1b belangrijk voor een ontsteking?
IL-1b is de driver van de ontsteking
176
Wat is een mediator?
Een oplosbaar molecuul dat kan zorgen voor een effect op cellen of andere eiwitten die aanwezig zijn in het plasma
177
Welke 2 soorten effecten kan een mediator hebben?
1. Cellulaire effecten = activatie endotheel, parenchym of leukocyten mbv ROS, NO, lipiden, cytokinen, chemokinen en aminozuurderivaten 2. Humorale effecten = plasma enzymcascades: stolling, fibrinolyse, kinine en complement
178
Wat is complement?
Complementaire factor in het serum dat de functie van een ander eiwit complementeert = familie van 20+ eiwitten Cascade van enzymen/functionele eiwitten: C1 t/m C9
179
2 functies van complement?
Antigeenherkenning door immunoglobulinen in het serum Versterkt opruimen van bacteriën tot een factor 100
180
Welk complement eiwit heeft de functie van 'binding aan antigeen-antilichaam complexen en pathogenen'?
C1q
181
Welke complement eiwitten hebben de functie van 'binding aan koolhydraten'?
MBL Ficoline C1q Properdine/factor P
182
Welke complement eiwitten hebben de functie van 'activatie van enzymen'?
C1r C1s C2a Bb D MASP-2
183
Welke complement eiwitten hebben de functie van 'membraangebonden eiwitten en opsoninen'?
C4b C3b
184
Welke complement eiwitten hebben de functie van 'peptide mediatoren van ontstekingen'?
C5a C3a C4a
185
Welke complement eiwitten hebben de functie van 'eiwitten voor aanval membranen'?
C5b C6 C7 C8 C9
186
Wat staat bij de activatie van complement centraal?
De splitsing van C3a en C3b door enzym C3 convertase
187
Welke 3 routes zijn er voor de initiatie van complement (3 routes voor vorming C3 convertase)
Klassieke pathway Lectine pathway Alternatieve pathway
188
Welke 3 effectorfuncties heeft complement?
Lysis Inflammatie Fagocytose
189
[Effectorfuncties complement] Hoe zorgt de complementcascade voor lysis van een pathogeen?
1. C5b bindt aan C6, hieraan bindt C7 en later binden ook C8 en C9 2. Bij binding C9 vormt een ringstructuur (= MAC = membrane attack complex) 3. MAC maakt een fysiek gat in de membraan van het pathogeen = lekkage = lysis
190
[Effectorfuncties complement] Hoe zorgt de complementcascade voor fagocytose van een pathogeen?
1. C3b bindt direct aan oppervlak van pathogeen 2. Fagocyt herkent dan het pathogeen mbv universele complement receptor 3. Fagocyt fagocyteert en ruimt pathogeen op
191
[Effectorfuncties complement] Hoe zorgt de complementcascade voor inflammatie (4 effectorfuncties)?
C3a, C5a (en C4a) vervullen belangrijke rol in ontstekingsproces - degranulatie mestcellen/granulocyten/ macrofagen = uitstoot vaso-actieve stoffen - contractie glad spierweefsel en verhoogde vasculaire permeabiliteit van endotheel - chemotaxie van fagocyten - activatie van fagocyten = productie ROS en cytokinen, verhoogde expressie van FcR en C'R
192
Hoe worden C3a, C5a (en C4a) ook wel genoemd?
Anafylatoxinen
193
Noem 2 humorale remmers van de complement cascade?
C1-protease remmer: remt C1 enzymen (klassieke route) Factor H & I: remt C3b-Bb-complex (alternatieve route)
194
Noem 2 cellulaire remmers van de complement cascade?
CD55 & CD46 & CR1: remt C3b (amplificatie) CD59: remt CD8 dus MAC (lysis complex)
195
Door welke deficiëntie wordt erfelijk angio-oedeem veroorzaakt?
C1-inhibitor deficiëntie
196
Kinetiek van cellulaire respons (migratie naar ontsteking), wat is de volgorde van de cellen?
1. Neutrofiele granulocyten 2. Mononucleaire fagocyten 3. T-lymfocyten (na dag of 4) 4. B-lymfocyten (na 2 weken)
197
Als activatie van innate immuunsysteem, welke 2 soorten inflammatoire cellen worden dan geactiveerd?
Neutrofiele granulocyten Macrofagen
198
Wat doen geactiveerde neutrofiele granulocyten?
Productie van ROS: vrijkomen van granula met daarin enzymfactoren en antimicrobiële peptiden die direct een werking hebben op microben
199
Wat doen geactiveerde macrofagen?
Productie van ROS en NO = productie van cytokinen (IFN-y, TNF, IL-1 en IL-12) = activatie van immuuncellen
200
Fagocyten kunnen naast ROS en NO ook op een andere manier micro-organismen wegvangen, welke?
NET = Neutrophil Extracellular Trap: baceriën vangen in mitochondrieel en nucleair DNA netwerk van antimicrobiële factoren Proces vind plaats NA activatie vd cel, het DNA wordt dan uitgespuugd
201
Waaruit bestaat het vangnet van NET?
Nucleïnezuren Histonen Granule peptiden (defensines) Enzymen (proteases, MPO) Andere microbiële stoffen
202
3 soorten NET?
Suïcidaal NET = DNA sterft meteen af Vitaal NET = DNA blijft nog even leven om functie uit te oefenen Mitochondriaal NET = mitochondriën gebruiken om DNA uit te werpen
203
Intracellulaire killing door fagocyten kan op 3 manieren, welke?
1. Enzymatisch 2. ROS 3. NO
204
Hoe werkt enzymatische intracellulaire killing?
1. Bacterie gaat via receptoren de cel binnen en komt in fagosoom terecht 2. Fagosoom verzuurt van binnen en fuseert met lysosoom = fagolysosoom 3. Er komen zo ook lysosomale enzymen vrij die de bacterie kunnen afbreken
205
Hoe werkt intracellulaire killing mbv ROS?
1. ROS wordt gemaakt mbv oxidase complex in membraan van endosoom 2. ROS komt vrij in endosoom waardoor micro-organismen gedood worden
206
Hoe werkt intracellulaire killing mbv NO?
1. iNOS reactief stikstof oxidase maakt NO 2. NO zal de bacterie doden NO sterkere werking in combinatie met ROS
207
6 anti-microbiële mechanismen van fagocyten?
Fagosoom verzuring Zuurstofradicalen (ROS) Stikstofmono-oxide (NO) Bactericide eiwitten (cathepsine B/D, lysozym) Kationische peptiden (defensines) Depletie van nutriënten: ijzer/lactoferrine, tryptofaan, IDO
208
Op welke 2 manieren kunnen macrofagen geactiveerd worden?
1. Klassieke, katabole route 2. Alternatieve, anabole route
209
[Macrofaag activatie] Hoe werkt de klassieke, katabole route?
1. Cellen geprikkeld door IFN-y, bijvoorbeeld door een NK-cel 2. Hierdoor ontstaat 'primed' macrofaag 3. Deze ontvangt 2e prikkel door TNF-a en LPS (van een bacterie) waardoor deze wordt geactiveerd tot 'killer' macrofaag
210
[Macrofaag activatie] Hoe werkt de alternatieve, anabole route?
1. Er vormen respectievelijk M1-macrofagen (katabole route) en M2-macrofagen 2. M2-macrofagen spelen een rol bij herstel of opbouw na weefselschade (anti-inflammatoir) en ontstaan door blootstelling aan IL-4 of IL-13
211
Afweersysteem kan ook aangestuurd worden door neurale systeem, hoe werkt dit?
1. Lokale ontstekingsprikkel zorgt voor productie cytokinen 2. Cytokinen worden herkend door cellen van perifeer zenuwstelsel die signaal doorgeven aan de hersenstam 3. Hierdoor meer neuronen geprikkeld die glucocorticoïden gaan produceren 4. Glucocorticoïden remmen ontstekingsreactie af door - remmen macrofagen (directe feedback milt) - toename productie noradrenaline en acetylcholine (indirecte feedback bijnier)