HC's WEEK 12 Flashcards
(41 cards)
Noem 2 soorten gedragsstoornissen
- disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen
- depressieve stemmingsstoornissen
Geef 2 voorbeelden van disruptieve, impulsbeheersings gedragsstoornissen
- oppositional-defiant disorder (ODD) = oppositionele-opstandige stoornis
- conduct disorder (CD) = normoverschrijdend-gedragsstoornis
Geef een voorbeeld van een depressieve stemmingsstoornis
Disruptive mood dysregulation disorder (DMDD) = disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis
Geef 5 kenmerken van psychopathie
- beperkte prosociale emoties
- gebrek aan berouw of schuldgevoel
- ongevoelig, gebrek aan empathie
- onverschillig over niet-presteren
- vlak of deficiënt affect
Noem 2 types van agressie
- reactieve agressie
- proactieve agressie
Geef 4 kenmerken van reactieve agressie
- reactie op aanval/provocatie
- minder controle
- expressie boosheid
- woedeaanvallen
Geef 4 kenmerken van proactieve agressie
- verminderd emotioneel
- gedreven door verwachting/beloning
- pesten/plagen
- dominantie
Beschrijf de DSM-5 criteria A voor oppositionele-opstandige stoornis (ODD)
Boze/prikkelbare stemming, brutaal/ ongehoorzaam gedrag of ontevredenheid
- ruzie zoekend c.q. openlijk ongehoorzaam
- wraakzucht
Beschrijf de DSM-5 criteria B voor oppositionele-opstandige stoornis (ODD)
De verstoring in het gedrag gaat samen met lijdensdruk bij de betrokkene zelf of anderen in zijn/haar onmiddellijke sociale omgeving OF heeft een negatieve invloed op het sociale, schoolse of beroepsmatige functioneren OF in het functioneren op andere belangrijke terreinen
Beschrijf de DSM-5 criteria van normoverschrijdende-gedragsstoornis (CD)
A. Grondrechten van anderen/belangrijke maatschappelijke normen worden geschonden dmv agressie, diefstal, vernieling, etc.
B. Gedragsstoornis veroorzaakt klinisch significante beperkingen in het functioneren
C. Indien betrokkene ouder dan 18: niet voldaan aan criteria voor antisociale-persoonlijkheidsstoornis
Op welke 2 manieren kan een normoverschrijdende gedragsstoornis gespecificeerd worden?
- beginmoment: kindertijd, adolescentie
- met/zonder beperkte prosociale emoties
Beschrijf de DSM-5 criteria voor de disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis (DSD)
A. Ernstige recidiverende driftbuien gemanifesteerd in gedrag of verbaal die wat intensiteit/duur betreft disproportioneel zijn met de aanleiding/situatie
B. Driftbuien komen niet overeen met ontwikkelingsniveau
C. Driftbuien treden gemiddeld 3x per week of vaker op
D. Stemming tussen driftbuien is persisterend prikkelbaar en is door anderen waarneembaar
E. Criteria A-D > 1 jaar aanwezig, gedurende die periode nooit > 3 maanden symptoomvrij geweest
Noem gunstige factoren betreft gedragsstoornissen
- omgevingsfactoren: sterke bond familie, oudste kind, rolmodel zelfde geslacht, externe steun
- kindfactoren: sociale competentie, goede hechting, bovengemiddeld IQ, angststoornis
Noem ongunstige factoren die predispositie geven voor gedragsstoornissen
Vroeg begin, veel gedragsproblemen, fysieke agressie, ADHD, laag IQ, ongevoeligheid, emotieloosheid, mannelijk geslacht
Wat is de DD van een gedragsstoornis?
- geïsoleerd antisociaal gedrag
- ADHD
- reactieve hechtingsstoornis
- psychose/manie
- depressie
- ASS
Beschrijf de behandeling van een kind met een gedragsstoornis
- psycho-educatie
- PMT (parent management training)
- social problem solving skills training
Beschrijf de behandeling van een adolescent met een gedragsstoornis
- psycho-educatie
- gedragstherapie: MST = multi-systeem therapie
- farmacotherapie
Beschrijf 2 soorten farmacotherapie die nuttig kunnen zijn bij een gedragsstoornis
- ADHD-medicatie: methylfenidaat, atomoxetine, (lis)dexamfetamine, guanfacine, clonidine
- antipsychotica: risperidon, aripiprazol, pipamperon
Noem 4 groepen psychotrope farmaca
- algemeen dempend: alcohol, benzodiazepines
- narcotische analgetica: morfine, heroïne, methadon, fentanyl, ketamine
- psychostimulantia: cocaïne, (met)amfetamine, XTC, 3-MMC, caffeïne, nicotine, crack
- hallucinogenen/psychedelica: cannabis, LSD
Hoe werkt 3-MMC/flakka?
= amfetamine-achtige stof die re-uptake remt van noradrenaline, dopamine en serotonine
Noem 3 toxische gevolgen van 3-MMC
- hartritmestoornissen
- hyperthermie
- convulsies
Hoe ontstaat het abstinentiesyndroom?
- Opioïd receptor stimulatie
- Remming adenylyl cyclase
- Daling cAMP
- Opening K+ kanalen waardoor hyperpolarisatie
- Sluiting Ca2+ kanalen
- Neurotransmitter release daalt
Reactie lichaam = tolerantie opbouwen door meer adenylyl cyclase
Wat is tolerantie?
Reactie van het lichaam waarmee het zich aanpast om het effect van een stof te verminderen
Noem 4 mogelijke mechanismen van tolerantie
- versneld mechanisme
- afgenomen receptoraffiniteit
- downregulatie receptoren
- upregulatie adenylyl cyclase @ locus coeruleus