Hfst 0 Flashcards

1
Q

Fylogenetische adaptie

A

De aanpassing van diersoorten aan hun omgeving over generaties heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ontogenetische adapatie

A

De aanpassing van individuele organismes aan de omgeving TIJDENS het leven van het organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leren

A

Observeerbare veranderingen in het gedrag van een bepaalde organisme als het gevolg van regelmatigheden in de omgeving van dat organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gedrag

A

Elke observeebare respons, ongeacht of de respons geproduceerd wordt door het willekeurige zenuwstelsel, het onwillekeurige zenuwstelsel of neuronale processen. Ook gedrag dat enkel observeerbaar is door het organisme zelf (covert gedrag).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Priming

A

Net als bij leren is er een regelmatigheid in de omgeving en een verandering in gedrag, maar de verandering in gedrag is bij priming geen reactie op de regelmatigheid. Het is een reactie tov een prikkel die op die moment deel uitmaakt van een regelmatigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 types regelsmatigheden

A

1) regelm in het voorkomen van één bepaalde prikkel
2) regelm in het samen voorkomen van twee prikkels
3) regelm in het samen voorkomen van een prikkel en een gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Effecten van niet-contingente prikkelaanbieding

A

De verandering is te wijten aan de regelmatigheden in de aanbieding van één enkele prikkel, los van eventuele verbanden tussen die prikkel en andere prikkels of gedragingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Klassieke conditionering

A

of Pavloviaanse conditionering. De verandering is te wijten aan het samen voorkomen van twee of meerdere prikkels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Operante conditionering

A

of instrumentele conditionering. De verandering in gedrag is toe te wijten aan het samen voorkomen van een gedrag en een prikkel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gemodereerde leereffecten

A

Wanneer meerdere regelmatigheden het gedrag beïnvloeden. Het effect van één regelmatigheid in de omgeving hangt af van andere regelmatigheden in de omgeving. (=/= moderatie van leren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Meta-regelmatigheden

A

Wanneer meerere regelmatigheden gelijktijdig aanwezig zijn in een bepaalde situatie (dus, regelmatigheden in het optreden van regelmatigheden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leerprocedures

A

Datgene wat een onderzoeker doet, het creëren van een experimentele context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leereffecten

A

Een niet-observeerbare causale relatie, waarbij de regelmatigheid de oorzaak is van de geobserveerde verandering in gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De functionele benadering

A
  • Omgevingsfactoren beschrijven die een invloed hebben op leren.
  • Deze benadering wordt gebruikt om gedrag te voorspellen en te beïnvloeden.
  • Men gaat op zoek naar moderatoren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De cognitieve benadering

A
  • Mentale processen beschrijven waardoor regelmatigheden in de omgeving een invloed hebben op gedrag.
  • Deze benadering wordt gebruikt om de functionele kennis te verklaren.
  • Men gaat op zoek naar mediatoren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Moderatie van leren

A

Wanneer factoren bepalen of en in welke mate een regelmatigheid in de omgeving invloed heeft op gedrag.

17
Q

5 elementen van elke leerprocedure (potentiële moderatoren)

A
  1. stimuli en gedragingen die regelmatigheden vormen
  2. een geobserveerd gedrag
  3. een organisme
  4. een brede context
  5. aard vd regelmatigheid/stimulus
18
Q

Bekrachtiging

A

Een respons die in frequentie toeneemt omwille van wat erop volgt.

19
Q

Negatieve definitie van leren

A

Een definitie die bepaalde veranderingen in gedrag uitsluit die zeker niet tellen als vormen van leren.