Hfst 9: beleid en bestuur Flashcards Preview

politiek > Hfst 9: beleid en bestuur > Flashcards

Flashcards in Hfst 9: beleid en bestuur Deck (20)
Loading flashcards...
1
Q

beleid =

A

de regels waarmee de overheid de samenleving bestuurd (beleid bepaald hoe de samenleving eruit ziet)

2
Q

beleidswetenschappen =

A

belangrijke subtak van de politieke wetenschappen: hoe komt beleid tot stand?

3
Q

politiek =

A

het sturen van de samenleving door uitvaarding van regels

4
Q

fazen vd beleidscyclus

A
  1. Agendavorming
  2. Voorbereiding
  3. Besluitvorming
  4. Uitvoering
  5. Evaluatie
5
Q

agendavorming =

A

het politiek aankaarten van problemen

6
Q

top down agendavorming =

A

intern politieke actoren proberen een probleem aan te kaarten

7
Q

bottom up agendavorming =

A

extern politieke actoren proberen een probleem aan te kaarten (activisten, belangengroepen, …)

8
Q

3 selectiemechanismen van agendasetting

A
  1. cultuur (wat wordt er cultureel verwacht ivm overheidsinterventie)
  2. politieke actoren (intern of extern)
  3. toevalligheden en accidenten
9
Q

stakeholders =

A

zij die rechtstreeks betrokken zijn bij beleid of erdoor geraakt zullen worden

10
Q

rationele-actor-theorie =

A

in een proces van besluitvorming afgewogen keuze voor oplossing die beste middel is om vastgestelde doel te bereiken (kosten – baten analyse)

11
Q

bounded rationality =

A

besluitvormers streven naar een oplossing die aanvaardbaar is (niet persé optimaal) (dit is de realiteit van de rationele-actor-theorie: men gaat er vanuit dat men volledige correcte info heeft, maar in praktijk is dit niet zo)

12
Q

muddling trough =

A

niet de optimale oplossing maar wel in de juiste richting, met gaat voetje per voetje (bv Belgische staatshervorming)

13
Q

deep core beliefs =

A

fundamentele principes zonder compromis

14
Q

policy preferences =

A

beleidsvoorkeuren en grote inhoudelijke keuzes (bv arbeidsmarkt: regionaal of nationaal?)

15
Q

winset =

A

het beleidsvoorstel waarbij je genoeg vetoplayers kunt overtuigen om voor te stemmen

16
Q

beleidsevaluatie

A

loopt door de fasen heen en is een permanent gegeven, kan op een formele of informele manier

17
Q

Arend Lijphart: ‘Patterns of Democracy’

A

bespreek 2 stijlen van democratie: meerderheidsdemocratie en consensusdemocratie

18
Q

meerderheidsdemocratie =

A

beslissingen nemen die kunnen rekenen op meerderheid leden politieke gemeenschap
-> macht is geconcentreerd

19
Q

consensusdemocratie =

A

streven naar steun zo veel mogelijk leden van de gemeenschap

-> macht is verspreid

20
Q

pacificatiedemocratie =

A

Lijphart: er is een overkoepelende samenwerking van elites, zonder politieke winnaars of verliezers (het heeft geen zin om een politieke strijd volgens meerderheidslogica te volgen)