Hoofdstuk 1 Flashcards

(29 cards)

1
Q

Welke eiwitten zitten er in bloedplasma en wat zijn hun functies?

A

Stollingsfactoren : hemostase
Immunoglobulinen: nodig voor de humorale afweer
Complement: lyse van cellen en micro-organismen waar Ig op gebonden hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de 3 verschillende types granulocyten en hun kenmerken/functies.

A

Neutrofiele: staafkernige of segmentkernige (2-5) blauwroos/grijs
=> bacteriën fagocyteren en doden
=> eerste verdedingslijn huid en mucosa barrière
=> granules zijn lysosomen
Eosinofiele: 2 tot 3 kernkwabben oranjerode granules
=> bestrijden parasitaire infecties en spelen rol allergische aandoeningen
Basofiele granulocyten: grove donkerblauwe granules bovenop de kern (bevatten heparine en histamine)
=> receptoren voor IgE
=> binding gevolgd door degranulatie
=> vrijlating histamine
Bij migratie in weefsels => mastcellen
=> rol chemotaxis eosinofiele granulocyten en in allergische aandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek Monocyten

A

Bij migratie weefsels => macrofagen
Fagocytose van bepaalde micro-organismen,
Fagocytose van door inflammatie geïnduceerde weefseldebris
Verwijdering van senescente RBC en gedenatureerde plasmaproteïnen.
Organisatie Immuunsysteem : antigen presentatie aan lymfocyten, cytokines afscheiden ter amplificatie van effecten in het immuunstelsel => monokines

Geven aanleiding tot volgende cellen :
Kupffercellen in lever
Alveolaire macrofagen in longen
Microgiacellen in de hersenen
Osteoclasten in het been
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dendritische cellen

A

Regelen antigenopname, vertering en presentatie aan naïeve T-cellen.
Ook in huid (Langerhanscellen) en darmen
Immature dendritische cellen onderdrukken T-celimmuniteit => perifere tolerantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit : T lymfocyten

A

Cellulaire immuniteit

T-helper lym, cytotoxische T-lym en regulerende T-lym

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg uit : B lymfocyten

A

productie van Ig => humorale immuniteit
B-lymf herkennen en binden antigenen => bij activatie omvorming tot plasmacellen die Ig aanmaken (vooral in beenmerg en lymfoïde organen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Natural Killer Cellen

A

Grove basofiele korrels
=> cellen lyseren zonder herkenning antigen

gemedieerd door Ig die met Fc -receptor op NK-cel bindt (ADCC)
NK-receptoren binden op HLA en andere verwante antigenen

Normale cellen hebben bescherming door KIR (Killer cel immunoglobulin-like receptor) die op HLA bindt.
HLA moleculen op cel verminderen bij viraal geinfecteerde of tumoraal omgevormde doelwitcellen. => onderdrukkende werking van KIR daalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

LEVENSDUUR BC

A

Alle BC => terminale cellen (behalve lymfocyten)
N. Granulocyten : 10 uur in perifeer bloed, 4-5 dagen in weefsel
Monocyten: 20-40 uur in perifeer bloed, maanden of jaren in weefsel
Lymfocyten : grote variatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Differetiatie Hematopoietische Stamcellen

A

Lymfoide multipotente stamcellen
=> T- en B-celprogenitoren
=> NK-celprogenitoren
T-celprogenitor > T-lymfocyt (oiv thymus)
B-celprogenitor > B-lymfocyt => plasmacel (oiv beenmerg)

Multipotente gemengde myeloide progenitoren
(CFU-GEMM) (granulo,erytro,macrofaag,megakaryocyten (bloedplaatjes))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CFU-GEMM differentiatie

A

BFU-E => CFU-E =>=> erytrocyten
CFU-GM => granulocyten (CFU-G) en monocyten/macrofagen (CFU-M)
CFU-Eo => eosinofielen
CFU-Baso => basofiele granulocyten
CFU-Meg => megakaryocyten =>=> bloedpaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

CFU-G differentiatie

A

myeloblast => promyelocyt => myelocyt=> metamyelocyt => granulocyt

Deling stopt bij metamyelocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

CFU-M differentiatie

A

Monoblast => promonocyt => monocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

CFU-E differentiatie

A

proerytroblast =>basofiele erytroblast => polychromatofiele erytroblast => acidofiele erytroblast =>reticulocyt => RBC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CFU-Meg

A

Megakaryoblast=>promegakaryocyt=>megakaryocyt
Beenmerg gekenmerkt door endomitose
Bloedplaatjes worden gekenmerkt door afbrokkeling van cytoplasma van megakaryoblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Betekenis Myeloid

A

Niet-lymfoid, dus afkomstig van CFU-GEMM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef de vier hematopoietische groeifactoren

A

G-CSF => stimuleert vooral CFU-G
M-CSF=> werkt vooral in op CFU-M
GM-CSF => stimuleert vorming gran. en mono.
werkt in op niveau van CFU-GEMM en CFU-GM
Interleukine 3 (multi-CSF) => stimuleert verscheidene BC
werkt vooral in op CFU-GEMM

17
Q

Wat zijn interleukines?

A

Eiwitten die meestal door een WBC worden geproduceerd en een invloed uitoefenen op andere WBC.

18
Q

IL-1

A

IL-1 :geproduceerd door monocyt en macrofaag => inflammatoire cytokine, endogene pyrogeen
T-lymfocyten activeren, stimulatie endotheliale cellen en fibroblasten tot productie van G-CSF,M-CSF,GM-CSF en IL-6

19
Q

IL-2

A

Geproduceerd door geactiveerde T-lymfocyten,

onderhoudt proliferatie van T-lymf en NK cellen

20
Q

IL-3

A

Geproduceerd door geactiverde T-lymfocyten en werkt in op niveau van CFU-GEMM

21
Q

IL-5

A

Geproduceerd door geactiverde T-lymfocyten, werkt in thv CFU-Eo
stimuleert prolif en differentiatie van B-Lymf (BCGF II)

22
Q

IL-7

A

Geproduceerd door stromale van het beenmerg en thymus en stimuleert proliferatie van vroege T en B lymf

23
Q

Welke groeifactoren komen tussen om de stamcellen van Go naar G1 te brengen?

A

G-CSF, Steel-factor, c-kit ligand KL, flt-3 ligand FL, Trombopoietine (Tpo), leukemia inhibitory factor LIF, IL-6,11,12

24
Q

THV de delende stamcel en CFU-GEMM werken volgende groeifactoren

A

IL-3, GM-CSF, SCF (Steel-factor)

25
THV de monopotente progenitoren werken welke groeifactoren?
``` G-CSF voor CFU-G M-CSF voor CFU-M erytropoietine voor late BFU-E en CFU-E IL-5 voor CFU-Eo Trombopoietine voor CFU-Meg ```
26
Waar worden EPO en TPO geproduceerd?
EPO:nier TPO: lever,nier en stromale cellen van het beenmerg
27
Hoe werkt de post-translationele controlemechanisme bij de vorming van trombocyten?
mRNA expressie in lever en nier is constant => regulatie van trombopoietine gebeurt door opname en verwijdering thv membraan van trombocyten na binding met receptor => verminderde stimulatie CFU-Meg => verminderde vorming bloedplaatjes
28
Leg constitutieve hematopoiese uit.
Gebeurt in nauw contact met de stromale cellen van het beenmerg. Stromale cellen produceren cytokines die hema. stamcellen van Go naar G1 brengen : flt-3 ligand en SCF. TPO heeft ook effect op dit. Bescherming stamcellen tegen overmatige prikkels => Transforming Growth factor B (TGF-B)
29
Leg stress hematopoiese uit.
EPO messenger RNA gestimuleerd bij veminderde zuurstofhoeveelheid => stimulatie van de erytroide progenitoren Granulocyten en monocyten: cytokines die geproduceerd worden bij inflammatoire/infectieuze prikkels zoals IL-1,IL-6, TNF-alfa en G-CSF of GM-CSF stimuleren