Hoofdstuk 15 Flashcards

1
Q

Welke rol speelde muziek voor de b.c. in de zeventiende eeuw?

A

Er werden duizenden liederen geschreven voor solostem en basso continuo. Het ging hierbij om verschillende genres, zoals madrigalen, strofische liederen en aria’s. Ze genoten vaak meer bekendheid dan opera’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie soorten ontwikkelingen waren met name belangrijk voor de toekomst in de zeventiende eeuw in Italië?

A

Concertatowerken, basso ostinato en cantata.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke verandering vond plaats binnen het genre van de madrigaal?

A

Van een polyfonisch onbegeleid madrigaal ging met over op de concertante variant van het madrigaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat verstaan we onder basso ostinato?

A

Dit is een patroon in de bas dat zichzelf telkens herhaalt, terwijl de melodie erboven wel verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was de betekenis van een cantate halverwege de zeventiende eeuw?

A

Het was een seculiere compositie met basso continuo, meestal voor solostem en een quasi-dramatische tekst. Het bestond zowel uit recitatieven als aria’s. Ze werden meestal voor huisconcerten gecomponeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat was het belangrijkste genre van seculiere muziek in Frankrijk?

A

De air de cour, een homofoon, strofisch lied voor vier tot vijf stemmen of solostem met luitbegeleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat was het verschil tussen Italiaanse liederen en air de cour?

A

In air de cour was er vaak nauwelijks sprake van melismes en sequensen - eenvoud was het sleutelwoord, in tegenstelling tot de Italiaanse liederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem drie kenmerken van air de cour

A
  • Geen chromatiek
  • Afwisseling lange en korte noten
  • Binaire vorm: de melodie staat op twee herhaalde secties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat was het doel van de ‘sacred concertos’ van katholieke componisten?

A

Door het gebruik van opera-kenmerken, basso contiuno en concertato werd geprobeerd de boodschap van de kerk zo krachtig mogelijk over te brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk model was de basis voor kerkmuziek?

A

Het model van Palestrina.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vertel iets over Heinrich Schütz.

A

Vooral bekend om zijn kerkmuziek, maar schreef ook in andere genres. Hij paste de Italiaanse stijl toe op zijn Duitse muziek. Zijn collecties vertonen een opmerkelijke verscheidenheid. Schütz gebruikte in zijn muziek, bijvoorbeeld in de Kleine Geistliche Konzerte, muzikale figuren die braken met de traditionele contrapuntregels, maar die nuttig waren voor de tekstinterpretatie. Hij gebruikte zowel recitatief- als ariastijlen door elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat was de historia?

A

Een belangrijk genre in de Lutheraanse traditie, gebaseerd op een bijbelvertelling. De passie is de meest gangbare vorm van een historia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is het bijzonder dat de ontwikkelingen in de zeventiende eeuw ook doordrongen in de joodse muzikale traditie?

A

Omdat die zeer gebonden was aan traditie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op welke vier manieren kan instrumentale muziek uit de barok worden gekarakteriseerd?

A
  1. Performing forces (soorten uitvoerenden en uitvoerende instrumenten)
  2. Sociale functie: kerk, kamer- of theatermuziek
  3. Nationaliteit
  4. Soorten stukken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat hebben de toccata, fantasia en prelude met elkaar gemeen?

A

Het zijn toets- of luitstukken in geïmproviseerde stijl.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de Fiori musicali?

A

Een set van drie orgelmissen die alledrie alle muziek bevatten die een organist zou spelen op een mis.

17
Q

Wat is het verschil tussen een fantasia en een ricercare?

A

De fantasia is complexer dan de ricercare. In die

18
Q

Vertel iets over J.P. Sweelinck

A

Sweelinck was een belangrijk orgelcomponist die leefde in een strikt calvinistisch Amsterdam. De regels over wat voor instrumenten toegestaan waren in de kerk waren streng. Een orgel was toegestaan omdat het “tongen” had. Sweelinck was een belangrijk fantasia-componist.

19
Q

Noem drie kenmerken van de derde toccata van Frescobaldi.

A
  • Opeenvolging van korte secties
  • Iedere sectie eindigt met een cadenza
  • Tempo kan worden aangepast naar smaak