hoofdstuk 22 Flashcards

(30 cards)

1
Q

Een proces of verzameling regels die gebruikt wordt in een berekening of probleemoplossingsstrategie.

A

Algoritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De invloed die de vorm waarin een probleem gerepresenteerd wordt kan hebben op ons vermogen het probleem op te lossen.

A

Framing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een beperking in ons vermogen objecten voor andere doelen te gebruiken dan waar ze oorspronkelijk voor ontworpen zijn.

A

Functionele gefixeerdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een type probleem, waarvan de begintoestand, eindtoestand en alle toegestane stappen om het verschil tussen deze twee toestanden te overbruggen volledig gedefinieerd zijn.

A

Goed Gedefinieerde Problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een wiskundige theorie die beschrijft hoe logische problemen gepresenteerd kunnen worden als punten en lijnen in een diagram.

A

Grafentheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een simpele heuristiek die beschrijft dat de volgende stap bij het oplossen van een probleem er altijd één zal zijn die je een stap dichter bij het doel brengt.

A

Hill Climbing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een stadium in een probleemoplossingsproces, waarin de oplosser niet actief bezig is met het zoeken van de oplossing.

A

Incubatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De ervaring om plotseling te doorzien hoe een probleem opgelost kan worden.

A

Inzicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een type probleem waarbij alle noodzakelijke kennis om het op te kunnen lossen in de probleembeschrijving zit.

A

Kennisarme problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een type probleem wat alleen maar kan worden opgelost wanneer de oplosser relevante achtergrondkennis bezit.

A

Kennisrijke problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een heuristiek die vaak bij het oplossen van een probleem gebruikt word en die bestaat uit het specificeren van subdoelen en stappen om die subdoelen te bereiken.

A

Means-Ends Analyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het resultaat van het persisteren in een oplossingsstrategie die eerder werkte, maar die niet meer adequaat is voor het huidige probleem.

A

Mentale Set

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het fenomeen dat het oplossen van een eerder probleem je soms kan hinderen in het vinden van de huidige oplossing.

A

Negatieve Transfer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een klassieke logische puzzel, waarbij negen-stippen door middel van vier lijnen met elkaar verbonden moeten worden.

A

Negenstippenprobleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het fenomeen dat je kan profiteren van de eerdere succesvolle oplossing van een probleem.

A

Positieve Transfer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een cognitief proces wat er naar streeft de discrepantie tussen de huidige toestand en een doeltoestand te overbruggen.

A

Probleemoplossing

17
Q

De initiële toestand, de eindtoestand en alle toegestane stappen om een probleem van de ene toestand naar een andere te veranderen.

A

Probleemruimte

18
Q

Een complexe vorm van denken die er op gericht is om een probleem op een innovatieve manier zo te herstructureren zodat een oplossing voor het probleem gevonden kan worden.

A

Productief denken

19
Q

Een beslissingmodel wat gebaseerd is op de assumptie dat experts oplossingen zoeken op basis van een vergelijkbaar probleem wat ze hebben opgelost.

A

Recognition-primed decision model

20
Q

Een psychologische taak waarbij een proefpersoon een doelwoord moet zien te vinden wat past bij drie gegeven woorden.

A

Remote Associates Taak (RAT)

21
Q

Een vorm van denken die vooral gericht is op het hergebruik van eerdere ervaringen.

A

Reproductief denken

22
Q

Een type probleem waarvan (delen van) de begin- of eindtoestand, of mogelijke strategieën niet volledig gespecificeerd zijn.

A

Slecht Gedefinieerde Problemen

23
Q

Een vorm van een goed-gedefinieerd probleem, bestaande uit een aantal schijven die van een pin naar een andere moeten worden verplaatst.

A

Toren van Hanoi

24
Q

Een vorm van breinstimulatie door middel van een continue gelijkstroom, die door middel van op de hoofdhuid aangebrachte elektrodes.

A

Transcranial Direct Current Stimulation (tDCS)

25
Een logisch probleem, bestaande uit de vraag of dominostenen een verminkt schaakbord volledig kunnen bedekken.
Verminkte Schaakbord
26
Een gestructureerde methode om analogie redeneringen te onderzoeken. Deze vormen worden geschreven in de vorm A:B::C:D.
Vier-term analogieprobleem
27
Een klassiek logisch probleem, waarbij het de bedoeling is om een precieze hoeveelheid water af te meten met behulp van twee of meer potten van verschillende grootte.
Waterpottenprobleem
28
Het fenomeen dat we relatief slecht zijn in het oplossen van eenvoudige problemen wanneer we ons ingesteld hebben op het oplossen van complexe problemen.
Einstellung
29
Een in de 50er jaren van de 20e eeuw ontwikkeld computerprogramma om goed gestructureerde problemen op te lossen, ontwikkeld door Newell en Simon.
General Problem Solver
30
Vuistregel.
Heuristiek