Hoofdstuk 34 Flashcards
(109 cards)
1
Q
goede doelen
A
charities
2
Q
zich zorgen maken
A
to worry
3
Q
in verlegenheid brengen
A
to embarrass
4
Q
een gemeen trekje
A
a mean streak
5
Q
maatschappelijk werker
A
social worker
6
Q
liefdadigheidsinstelling
A
charity
7
Q
tekort komen, kansarm
A
to be underprivileged
8
Q
onvolledig gezin
A
broken family
9
Q
fondsen, financiering
A
funds
10
Q
bijdrage
A
contribution
11
Q
gemeentelijke instellingen
A
local authorities
12
Q
gift
A
donation
13
Q
belastingdienst
A
Inland Revenu
14
Q
schriftelijke belofte om regelmatig geld te schenken
A
deed of covenant
15
Q
terugkrijgen
A
recover
16
Q
inkomstenbelasting
A
Income tax
17
Q
sjiek
A
fancy
18
Q
moeten betalen waarop niet gerekend was
A
to be out of pocket for
19
Q
opzetten
A
to set up
20
Q
van plan zijn
A
to intend
21
Q
veroorzaken
A
to set off
22
Q
ontzet
A
appalled
23
Q
diep
A
profound
24
Q
indruk
A
impression
25
dakloos
homeless
26
toen
by the time
27
ongelooflijk
incredible
28
enorm
tremendous
29
heilige
saint
30
zelfingenomen persoon
egotist
31
iemand overhalen om te
to talk someone into
32
goed doel
good cause
33
beursgenoteerd bedrijf
public company
34
geweten
conscience
35
haves
de rijken
36
have-nots
de armen
37
ontdekken
discovering
38
concentreren op
to focus
39
bepaald
particular
40
in bedrijf hebben
to operate
41
overwegen
to contemplate
42
zelfmoord
suicide
43
verantwoordelijk zijn
to instigate
44
overspoeld worden
to be flooded
45
nergens anders
nowhere else
46
ertoe aanzetten
to prompt
47
gratis
free of charge
48
soortgelijk
similar
49
in het bijzonder
specifically
50
hongersnood
famine
51
laatsgenoemde
latter
52
opnemen, omvatten
to include
53
gevestigd zijn
to be established
54
predikant
minister
55
reglement
articles
56
instelling
institution
57
afkorting
abbreciation
58
zich richten op
to aim
59
verhelpen, verlichten
to relieve
60
anderzijds
on the other hand
61
niettemin
nevertheless
62
in aanvulling op
in addition
63
ik moet op mijn zus passen
I have to look after my sister
64
wil je door mijn brief kijken en kijken of ik fouten heb gemaakt
will you look through my letter and see I've made any mistakes
65
ze kijkt op hem neer
She looks down on him
66
ik kijk ernaar uit je volgende week te ontmoeten
I look forward to meeting you next week/ I am looking forward to meeting you next week
67
de moeite waard
worthwhile
68
het heeft geen zin
it is no use
69
het is niet goed
it is no good
70
uitstellen
to put off
71
ervan weerhouden om
to prevent from
72
doorgaan met
to keep on
73
overwegen
to consider
74
toegeven
to admit
75
vermijden
to avoid
76
aanbevelen
to suggest
77
uitgesteld
postponed to
78
betreuren
regret
79
ik reken erop
I'm counting on
80
een woordvoerster
a spokeswoman
81
duidelijk
distinctly
82
een poging tot
attemped
83
hij aarzelde
he hesitated
84
vreselijk
dreadfully
85
afgestompt
dulled
86
luisteren
hearken
87
gehoor, verhoor
hearing
88
maar eenmaal bedacht
but once conceived
89
een gier
a vulture
90
heel verleidelijk
very gradually
91
voldoende
sufficient
92
listig
cunningly
93
behoedzaam
cautiously
94
moedig
courageously
95
stevige toon
hearty tone
96
profound
diepgaand
97
op
upon
98
voorzichtig
cautious
99
ondertussen
meantime
100
ik verdenk
I suspect
101
mijn manier had hem overtuigd
my manner had convinced them
102
vloeiender
more fluently
103
ik snakte naar adem
I gasped for breath
104
cardinal numerals
one, two, three, four...
105
ordinal numerals
first, second, third...
106
honderd
one hundred/ a hundred
107
1025
one thousand and twenty-five
108
1225
one thousand twohundred and twenty-five
109
eerlijk gezegd, ik weet niet wat ik hier aan moet doen
frankly speaking, I do not know what to do about this
