Hoofdstuk 6 Flashcards
(55 cards)
1
Q
De Aankoop
A
Αγορά κάτι μεγάλο
2
Q
Afvragen zich
A
To wonder
3
Q
Beschadigd
A
Damaged
4
Q
Het gemak
A
Comfort
5
Q
Lui
A
Lazy
6
Q
Stijgen
A
To increase
7
Q
Achteraf
A
Επειτα
8
Q
Blut
A
Χωρίς χρηματα
9
Q
Nogal
A
Μαλλον
10
Q
De troep
A
Trash αλλά σε ένα δωμάτιο πχ
11
Q
Truttig
A
Αγενής,κακόγουστος
12
Q
Voordelig
A
Κερδοφόρος
13
Q
Zolang
A
Meanwhile
14
Q
Begeleiden
A
Συνεργάζομαι
15
Q
Bezuinigen
A
Εξοικονομώ
16
Q
Echter
A
Ωστόσο
17
Q
Eigenlijk
A
Actually
18
Q
Hip
A
Trendy
19
Q
Langzamerhand
A
Σταδιακά
20
Q
De lening
A
Δάνειο
21
Q
Het onderscheid
A
Διαφορά
22
Q
Opbouwen
A
Αναπτύσσω
23
Q
Oplopen
A
To increase,walk up
24
Q
De schuld
A
Το χρέος
25
Het tekort
Έλλειμα
26
Tekortkomen
Μου λείπει
27
De uitgave
Έξοδο,δαπάνη
28
Vast
Σταθερό
29
De armband
Bracelet
30
De belevenis
Experience
31
Beterschap
Περαστικά
32
De bos
Bouquet
33
De cadeaubon
Gift card
34
De gelegenheid
Location,περίσταση
35
Ongemakkelijk
Uncomfortable
36
Proficiat
Congratulations
37
Rot
Σαπιο
38
Uitpakken
Ξεπακεταρω
39
De verpakking
Συσκευασία
40
Zoiets
Something like this
41
Bepaald
Specifiek
42
Bereikbaar
Available
43
Constant
The same
44
Durven
Τολμώ
45
Gemakkelijk
Easy
46
Gevoelig
To be sensitive
47
Heftig
Intense,έντονο
48
Het kenmerk
Karakteristiek
49
Nadoen
Μιμούμαι
50
Rage
Οργή
51
De smaak
The taste
52
Structureel
To be systematic
53
Uitmaken
To finish
54
Verdwijnen
To disappear
55
Verrassen
Κάνω έκπληξη
