I en I week 2 Flashcards

(80 cards)

1
Q

Paradigma’s binnen leertheorieën

A

Behaviourisme
>Gedrag
- Stimulus-respons theorie
- ertussen een Black box, niet te onderzoeken
>stimulus -> respons
2.) Cognitivisme
>Kennis
- stimulus-stimulus theorie
> stimulus -> mentale representatie -> respons
» Clashen met betrekking tot resultaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Behaviourisme

A

-Psychologie moet zich focussen op relaties tussen observeerbare gebeurtenissen in de
omgeving (stimuli) en observeerbare gedragsreacties op deze gebeurtenissen (respons)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Watson

A

Al het gedrag is reflex-like in de natuur
- Ontkent het bestaan van mentale processen niet, maar vindt ze te onduidelijk om
wetenschappelijk te onderzoeken
>gedrag kan worden begrepen en beschreven zonder verwijzing naar een mentaal
proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stimulus

A

duidelijke gebeurtenis in de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Respons

A

reactie op stimulus
>Komen nooit gevoelens of gedachten bij kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Habituatie

A

afname van de respons op een herhaald aangeboden stimulus
>Get used to something, effect van ervaring op reflexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Klassieke conditionering

A

proces waarbij een stimulus die eerst geen respons uitlokte, wel een respons uitlokt nadat
hij gepaard is met een stimulus die wel van zichzelf een respons uitlokt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Conditionering

A

van voorwaarden/ condities afhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geconditioneerd gedrag

A

gedrag dat is aangeleerd onder bepaalde voorwaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Klassieke conditionering creëert reflexen, wat is een reflex

A

een simpel, automatische stimulus-respons sequentie getimed door het
zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

voorbeeld pavlov klassieke conditionering

A

Spijsvertering honden -> onderzoeken speeksel
- Toevoegen belletje (CS) -> kwijlen (CR)
>dieren leren geen directe stimulus-respons connectie maar een connectie tussen twee
stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Afkortingen klassiek conditioneren

A
  1. UnConditioned Stimulus (UCS) -> UnConditioned Response (UCR)
  2. Conditioned Stimulus (CS) -> Conditioned Response (CR)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Extinctie (uitdoving); en wat zij pavlov

A

verworven reactie is niet blijvend, geconditioneerde stimulus
zonder ongeconditioneerde stimulus roept geen respons op
>Pavlov; conditioned respons niet echt verloren, maar geremd en kan ongeremd
worden door tijdsverloop of herhaling van de unconditioned stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Spontaan herstel

A

reset, de geconditioneerde reactie herstelt zich, na een periode
zonder geconditioneerde of ongeconditioneerde stimulus (paring treedt weer op)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Generalisatie

A

hoe meer de stimulus op de originele stimulus lijkt, hoe meer de
respons overeenkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Discriminatieleren

A

leren onderscheid te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Blocking effect

A

de al geconditioneerde stimulus blokkeert de conditioning van de
nieuwe stimulus die ermee gepaard is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Operante respons

A

elke gedraging die effect heeft op onze omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Operante conditionering

A

leerproces waarbij de consequentie van een respons de
waarschijnlijkheid van de herhaling van die respons veranderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is het verschil tussen klassieke en operante conditionering?

A

Bij klassieke condiotionering (Stimulus > respons)
>Stimuli komen langs mensen in de omgeving voorbij, stimulus ontlokt reactie organisme
>gedrag wordt wel al vertoond
Bij operante conditionering (Organisme doet iets > leren)
>Wij vertonen gedrag en daar leren we weer uit, individu genereert gedrag dat effect heeft
op de omgeving
>gedrag wordt nog niet vertoond, doen het niet uit zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Thorndike
“Law of effects”

A

= als een respons leidt tot een aangename consequentie > respons wordt herhaald
= als een respons leidt tot een onaangename consequentie > respons wordt niet herhaald
- Leren is een trial-and-error proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

bekrachtiger

A

gedrag neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Straffen

A

gedrag neemt af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Skinner box

A

(operant conditioneren)
- Muis in kooi met hendeltje
- Kooi kan bekrachtigen of bestraffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Shaping
; langzaam vormen van gedrag, door het stapje voor stapje aan te leren >Vorm van operant conditioneren
26
Wat doet positief bij bekrachtiger of straf
het voegt bekrachtiger of straf toe
27
wat doet negatief bij straf of bekrachtiger
het neemt straf of bekrachtiger weg
28
wat is Continue bekrachtiging en wat is het gevolg
het is Altijd beloning krijgen Afleren makkelijk
29
Partiele bekrachtiging
het is dat Soms krijg je beloning Afleren langzaam
30
Cognitivisme
Het cognitivisme is een stroming in de psychologie die zich richt op hoe mensen informatie waarnemen, verwerken, opslaan en gebruiken. Het benadrukt het belang van mentale processen, zoals denken, leren, herinneren en problemen oplossen,
31
>Twee unconditioned stimuli voor Fear:
(1) plotseling hard geluid (2) plotseling verlies van steun (vallen) - andere stimuli lokken angst uit als een gevolg van conditioning
32
Evaluatieve conditionering;
veranderingen in de kracht van het wel of niet leuk vinden van een stimulus, als een resultaat van het worden gepaard met een positieve/ negatieve stimulus
33
hoe werkt honger bij conditionering
-Appetizer effect --> Het appetizer effect is een verschijnsel waarbij het eten van een klein beetje voedsel (zoals een voorgerecht of snack) juist de eetlust vergroot in plaats van vermindert. - smaak, geur of andere signalen die voorafgaan aan eten zorgen ervoor dat we hongeriger worden dan ervoor - responsen die het lichaam helpen voorbereiden op eten induceren een staat van honger (kwijlen, afscheiding bloedcellen) >maaltijd-specifieke respons mogelijk
34
Meeste drugs veroorzaken twee gevolgen
1. Direct gevolg (geen reflexen) 2. Compenserende reactie die het directe gevolg tegenwerkt en de normale lichamelijke status probeert te herstellen (reflexen)
35
welke reactie op drug kan worden geconditioneerd
>Alleen 2 kan worden geconditioneerd (de reacties die optreden als reflexen, met betrekking op centrale zenuwstelsel)
36
counteractieve reflexen
Als het gaat om drugs en leerprocessen, verwijst het idee van counteractieve reflexen naar het aanpassingsvermogen van het lichaam om zichzelf te beschermen tegen de effecten van een drug. Het lichaam leert om tegengestelde reacties op te wekken wanneer het signalen herkent die aangeven dat een drug binnenkort zal worden ingenomen.
37
wat is spelen
= gedrag, blijkbaar voor eigen bestwil, dat geen duidelijk direct nuttig doel heeft - Aangeboren, hoeft niet geleerd te worden
38
wat zeg groos over spelen
een middel verschaffen voor jonge dieren om hun instincten te oefenen >aangeboren instincten moeten worden ontdekt
39
categorieën van bewijs van goos over spelen
1) Jonge dieren spelen meer dan oude dieren van hetzelfde soort (2) Soorten dieren die het meest te leren hebben spelen het meest (3) Jonge dieren spelen het meest op vaardigheden die ze het meest moeten leren (4) Spelen brengt veel herhaling met zich mee (5) Spelen is uitdagend
40
latent leren
Latent leren is een vorm van leren die plaatsvindt zonder directe beloning of waarneembaar effect op gedrag op het moment van leren. Dit soort leren blijft "verborgen" of latent totdat er een situatie ontstaat waarin de kennis of vaardigheden bruikbaar of nodig zijn. Bijvoorbeeld: een kind kan door een route te volgen naar school ongemerkt de weg leren zonder direct de intentie te hebben om dit te onthouden. Later, als het kind alleen moet lopen, blijkt dat het de route al kent. Dit toont aan dat leren heeft plaatsgevonden, zelfs zonder dat het kind dit actief gebruikte of oefende.
41
andere soorten leren
1. Soort-specifiek leren 2. Spelend leren/ spel 4. Sociaal (observationeel) leren = leren door te kijken naar anderen en door met ze te interacteren, hetzelfde als een ander gedragen
42
Vicarious reinforcement;
de mogelijkheid om te leren van de consequenties van acties van anderen
43
Stimulus enhancement;
toename in de aantrekkelijkheid van het object dat het observerende individu nadoet
44
Motivatie
het geheel aan innerlijke en externe factoren waardoor een individu zich op een bepaald moment op een bepaalde manier gedraagt
45
Drive
motivationele toestand die aanzet tot gedrag gericht op het verkrijgen van incentive - Incentive; doel/beloning - Drives zijn producten van psychologische processen in lichaam en voornamelijk brein - Drives kunnen niet direct worden geobserveerd, geconcludeerd a.d.h.v. gedrag
46
Centrale drijfveertheorie
Pituitary gland; hypofyse = klier die de vrijlating van hormonen reguleert >Voor verschillende drives zijn verschillende sets zenuwcellen verantwoordelijk >1 set zenuwcellen waar alle signalen binnenkomen sturen een reactie aan - Veel overlap in de verschillende sets zenuwcellen
47
- Hypothalamus
-drijfveertheorie - centrale punt in hersenen waar de drives samenkomen en reguleert
48
2 verschillende Soorten drives
-regulerende drives - niet-regulerende drives
49
regulerende drives
Regulerende drives -honger, dorst, ademen -eerste ‘overlevingsbehoeften’ -helpt homeostase te behouden
50
niet regulerende drives
(B) Niet-regulerende drives 2. Veiligheidsdrive -angst, woede, slapen -vluchten of vechten -motiveren om gevaren te vermijden 3. Reproductie drive -geslachtsdrift, verzorgingsdrift of jaloezie 4. Sociale drive -vriendschap, acceptatie, samenwerking -sociale goedkeuring 5. Educatieve drive -spelen, ontdekken, nieuwsgierigheid -alleen als andere drives niet overheersen
51
Homeostase en wie
alle substanties/stofjes blijven binnen de boven en onder grens >anders geeft het lichaam signalen af In het lichaam dus mechanismen die ervoor zorgen dat we niet te veel/weinig binnenkrijgen Drive om homestase te behouden Cannon
52
Feedback-controle systeem van honger;
neurotransmitters en hormonen regelen de homeostase
53
Arcuate nucleus
Zit in de kern van hypothalamus . Het is het epicentrum van hongerregulering in het brein . Receptoren in het lichaam, zoals in de maag, vetweefsel en bloed, sturen signalen naar de arcuate nucleus via hormonen en andere moleculen. Deze signalen geven informatie over bijvoorbeeld hoeveel energie beschikbaar is en of het lichaam voedsel nodig heeft
54
welke twee klassen neuronen bevat de arcuate nucelus?
1. Eetlust stimulerende hormonen 2. Eetlust onderdrukkende neuronen
55
PYY
eetlustremmer, hormoon dat honger onderdrukkend werkt >in de dikke darm >werkt pas 15 min. Na het eten
56
Leptine
hormoon dat aangeeft dat er al voldoende is opgeslagen >op lange termijn, lichaam wil reserves opslaan > afgescheiden door vetcellen
57
EEG;
kijkt naar gesynchroniseerde pulsen van neuronen >elektronische activiteit hersenen tijdens slaap
58
Alpha golven
golven die door EEG worden opgenomen wanneer een Persoon ; relaxed, wakker is, ogen gesloten, niet specifiek aan het nadenken - Langzame, regelmatige golven >Pulsen van neuronen zijn de ritmische signalen die hersencellen uitzenden wanneer je ontspannen bent en niet actief ergens over nadenkt of emoties voelt.
59
Beta golven
Lage amplitude (golven) - Snelle, onregelmatige golven >wanneer een persoon zich concentreert op een externe stimulus/probleem probeert op te lossen/ opgewonden raakt
60
Delta golven
- langzame, onregelmatige golven - hoge amplitude - diepe slaap
61
Basaalmetabolisme
calorie verbranding in de rust staat
62
Lichaamsherstel-theorie en kritiek
>lichaam heeft tijd nodig om te herstellen -spieren ontspannen tijdens slaap +extra aanmaak groeihormoon tijdens slaap Kritiek; laat niet zien waarom grazers minder slapen dan vleeseters en waarom sommige overdag en s ‘nachts slapen
63
Preservation and protection theory
>beschermende positie -soort-specifiek -bescherming, voedselgewoonten en energiebesparing -soms slapend veiliger af Dieren; slapen overdag -> meer afhankelijk van zicht Slapen s ’nachts -> minder afhankelijk van zicht Minder slaap als er meer tijd en moeite nodig is voor eten
64
fasen van slaap
1.) Fase 1 - Overgangsfase - Kort 2.) Fase 2 en 4 - Diepere stadia van echte slaap - Delta golven - Afname spierspanning, hartslag en ademhaling - Moeilijk te ontwaken 3.) REM
65
wat gebeurd er in REM slaap en
- Lijkt of je wakker bent - Duurt +- 10 min. - Meeste dromen - Spieren meest relaxed - True dreams - Beta golven - Rapid-eye-movement - Visuele en motorische gebieden actief - Neuronen betrokken bij ophalen geheugen en emotie actief
66
wat is de functie van REM slaap
Functie; -onderhouden luie zenuwcellen -herhaling of verwerking van wat we hebben meegemaakt - zorgt voor regelmatige lichaamsbeweging voor groepen neuronen in hersenen > kinderen slapen langer, meer in rem slaap, oefenen motorische en sensorische paden
67
wat zijn twee slaapmechanismen?
Suprachiasmatische nucleus = klok die circadiaans ritme beheerst (niet altijd 24 uur, de klok wordt bijgesteld door zenuwbanen --> licht input=zenuwbaan) (biologische klok) - Melatonine; hormoon dat in de avond in de bloedbaan gaat, en dat verband houdt met de circadiaanse klok
68
Emoties
‘Adaptieve functie’ = een subjectief gevoel dat mentaal op een bepaald object (bijv een persoon) is gericht
69
Zelfbewuste emoties
- Lijken af te hangen van iemands bewustzijn - Schaamte, trots, schuld, jaloezie, afgunst en verlegenheid
70
Discrete-emotie theorie
= Het idee dat basisemoties zijn aangeboren en samenhangen met specifieke lichaams- en gezichtsreacties
71
Componenten van emotie
(1) Object >iets dat belangrijk is voor degene die de emotie voelt, soms eigen gedrag (2) Affect >ander woorden voor gevoel - 2 dimensies; 1. Hoe affectief voel je iets 2. Voelt het positief of negatief
72
wat zei Darwin over emoties
- Emoties soort specifiek en universeel - Discrete emotie theorie;
73
Arousal=
fysiologische reacties die het lichaam voorbereiden op energie eisende reacties, zoals vluchten of vechten >Mate van arousal kan verschillen - perifere veranderingen
74
Theorieën samenhang emotie en arousal
1.) Gezond verstand 2.) James; perifere feedback 3.) Schachter; cognitie-plus-feedback
75
1.) Gezond verstand
- Stimulus > perceptie > emotie > arousal
76
2.) James; perifere feedback
- Lichaam geeft feedback - Stimulus > perceptie > arousal > emotie - Lichaam is eerder dan het brein/gedachten
77
3.) Schachter; cognitie-plus-feedback
- Er is een prikkel die fysiologische arousal veroorzaakt (bijvoorbeeld snelle hartslag). - De hersenen interpreteren de situatie en koppelen de arousal aan een emotie op basis van context. - Dit leidt tot de ervaring van een specifieke emotie.
78
wat was de theorie van Ekamn
gezichtsfeedback theorie de spieren in ons gezicht sturen signalen naar de hersenen en het lichaam, waardoor emoties kunnen worden versterkt of zelfs opgeroepen
79
Breinmechanismen bij emotie
Breinmechanismen emotie - Limbisch systeem met amygdala; deel van brein waar waarschuwingssysteem zit - Amygdala klein deel binnen het systeem; zintuigelijke informatie komt samen, legt verbanden en koppelt dit aan emoties (onbewust) wanneer Beschadigd -> emoties niet meer adequaat verwerken Essentieel voor de onbewuste verwerking van zintuigelijke input met betrekking tot emoties In temporale kwab Systeem voor vroegtijdige waarschuwing hersenen
80
Prefrontale cortex
- Voor bewuste emoties essentieel, gepland reactie - hier werd Lobotomie gedaan Rechts -> negatieve emoties, reacties terugtrekking Links -> positieve emoties, reacties benadering