Inleiding recht Flashcards
Periode 1 (39 cards)
Bestuursrecht
Het rechtsgebied waarin regels worden gegeven voor de taak van de overheid om te zorgen voor een goede gang van zaken in onze samenleving.
Burgerlijk recht
Het rechtsgebied beschrijft de zakelijke en de familierelaties in het recht tussen natuurlijke personen en rechtspersonen.
Geschil oplossende functie
Rechtsregels met als doel om geschillen en conflicten op te lossen.
Internationaal recht
Het rechtsgebied dat regels geeft voor de verhoudingen tussen staten onderling.
Instrumentele functie
Deze regels zijn instrument voor de overheid om gedrag van burgers te beïnvloeden of om te bepalen op welke manier iets wordt gedaan in de samenleving.
Natuurlijk persoon
Persoon van vlees en bloed: een mens.
Rechtsfeiten
Gebeurtenissen, situaties en handelingen waardoor een rechtsgevolg ontstaat.
Rechtsgevolg
Gevolgen van het recht.
Rechtspersoon
Bedrijf, instelling of organisatie die zelfstandig rechten en plichten kan hebben.
Rechtsregels
Voor iedereen geldende regels gemaakt door de overheid en gehandhaafd door de rechter.
Rechtssubject
Drager van rechten en plichten.
Staatsrecht
Het rechtsgebied dat beschrijft hoe de Nederlandse staat is georganiseerd.
Rechtsregel kenmerken
Gemaakt door overheid
Geld voor iedereen
Strafrecht
Het rechtsgebied waarin op verboden gedrag straf is gesteld.
Constitutionele monarchie
De macht van de koning (monarch) wordt geregeld en beperkt door de Grondwet.
Democratische rechtsstaat
Staat waarin inwoners vertegenwoordigers kiezen, taken van de overheid zijn vastgelegd in een wet, burgers grondrechten hebben en er een onafhankelijke rechter is.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Lokale overheden met bevoegdheden die ze zelfstandig kunnen uitoefenen.
Gelijkheidsbeginsel
De overheid moet burgers in gelijke gevallen op een gelijke manier behandelen.
Kabinet
Bestaat uit alle ministers en alle staatssecretarissen.
Kiesrecht
Het recht van iedere Nederlander van 18 jaar en ouder om de volksvertegenwoordigers te kiezen of om zelf als volksvertegenwoordiger te worden gekozen.
Koning
Staatshoofd van een monarchie door erfopvolging en vormt samen met de ministers de regering.
Klassieke grondrechten
Vrijheidsrechten van burgers die hen beschermen tegen inmenging van de overheid.
Legaliteitsbeginsel
Iedereen houdt zich aan wat op dat moment in de wet staat
Minister
Geeft leiding aan een ministerie en is politiek verantwoordelijk voor dit ministerie.