Kern Flashcards

(31 cards)

1
Q

opbouw kern

A
  • enveloppe
  • perinucleaire ruimte
  • poriën
  • chromatine
  • nucleolus
  • lamine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vormen chromatine

A
  • eu- en heterochromatine
  • pycnotische kern
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

nucleosoom

A
  • 2 lagen van H2A, H2B, H3, H4 histonen
  • tussen nucleosomen H1 Histon, zorgt voor flexibiliteit van dan tijdens compactatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

structuur/locatie van chromatine

A
  • non-random
  • chromosoom territoria
  • TAD’s
  • A en B compartimenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe worden ribosomen gemaakt?

A
  • in nucleool
  • transcriptie rRNA
  • aanvoer ribosomale eiwitten door poriën
  • 40S en 60S subunit verlaten kern via porie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kernenvelop

A
  • buitenmembraan, met ribosomen
  • binnenmembraan, zonder ribosomen
  • perinucleaire ruimte
  • nucleaire lamina
  • poriën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat kan je afleiden uit het aantal kernporiën

A

de metabole activiteit van de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kernporie

A
  • structurele nucleoporines
  • membraannucleoporines
  • FG-nucleoporines (gel achtige structuur)
  • cytoplasmatische filamenten
  • mand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat soort transport is er tussen kern en cytoplasma

A

actief transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Import in de kern

A
  • Ran afhankelijk
  • in cytoplasma bindt importine aan cargo met NLS signaal
  • complex gaat door NPC
  • in kern RanGDP-> RanGTP door GEF
  • RanGTP bindt importine
  • ondergaat conformationele verandering
  • laat cargo los
  • importine-RanGTP complex terug naar cytosol
  • hydrolyse door GAP
  • Ran eiwit laat importine los
  • cyclus herhaalt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

NLS

A
  • nucleair import signaal
  • rijk aan lysine en arginine
    = positief geladen az’en
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

export uit de kern

A
  • in kern RanGDP -> RanGTP
  • complex van RanGTP, exportine, cargo met NES
  • wordt door NPC getrokken
  • in cytosol hydrolyse van RanGTP
  • complex ontbindt
    RanGDP en exportine gaan terug naar de kern
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

NES

A

nucleair export signaal
rijk aan leucines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gevolg van een mutatie in NLS of NES

A

accumulatie van eiwitten in respectievelijk cytosol en kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verschil in RanGTP bij import en export

A

import: RanGTP binding zorgt dat importine cargo loslaat
export: RanGTP binding zorgt net voor driedelig complex, hydrolyse naar RanGDP zorgt voor cargo vrijlating

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

celdeling: overloop de fasen

A
  • centriolenpaar verdubbelt in S-fase
  • kernmembraan is verdwenen in prometafase
  • komt terug in de telofase
  • telefase = kerndeling
  • cytokinese = splitsing cytoplasma
17
Q

CDK’s

A

regulerende eiwitten
dienen als controlemechanisme tijdens het doorlopen vd celcyclus

18
Q

Welke rol speelt het LINC complex

A
  • integriteit en stevigheid van de cel door lamine aan cytoskelet te koppelen
19
Q

kernmembraan tijdens mitose

A
  • lamine en NPC’s worden gefosforyleerd
  • de envelop vormen soort vesikels
  • in de telofase defosforylatie
  • vanuit er wordt enveloppe terug opgebouwd
20
Q

detectie van celproliferatie

A
  • HE kleuring: aantal cellen met dubbele kern tellen
  • mitose-specifiek eiwit aankleuren
  • BrdU
  • flowcytometer, propidium
21
Q

apoptose

A
  • gecontroleerd
  • geen immuunrespons
  • dna condenseert tot pyknotische kern (karyopyknosis)
  • organellen, zeker mt’en behouden structuur
  • cytoplasma en kern fragmenteren
  • DNA laddering
  • blebbing
  • eat me signalen induceren fagocytose
22
Q

necrose

A
  • membraan scheurt
  • verlies aan atp
  • Na/K-pomp valt uit
  • cel zwelt en barst
  • immuunrespons
  • dna condenseert minder
23
Q

celzwelling synoniem

24
Q

fysiologisch belang van apoptose

A
  • balans met mitose tijdens embryonale ontwikkeling
  • reactie op cytotoxische stimuli, bv beschadigd dna
  • opbouw immuniteit
25
intrinsieke pathway apoptose
- interne factor (bv geen groeifactoren, dna schade, vervorming cytoskelet,...) - bcl2 laat Bax los - Bax vormt oligomeer op buitenste membraan vd mitochondriën - momp - vrijstelling cyt c - apaf-1 - caspase 9 initiator - caspase 3 effector
26
extrinsieke pathway apoptose
- extern signaal bv TNF, FAS - bindt death recepor - activatie caspase 8 - activatie BID - activatie effector cascade (bv3)
27
hoe wordt de apoptose effectiever gemaakt
- activatie caspase 8 activeert BID - BID -> tBID - bevordert vorming BAX oligomeer - extrinsieke pathway activeert zo de intrinsieke
28
hoe gaan fagocyterende cellen gerekruteerd worden
door find me en eat me signalen
29
eat me signaal
- fosfatidylserine - caspase 3 legt functie van flippasen en scramblasen stil - PS zit nu aan de buitenkant ipv enkel aan de binnenkant
30
hoe apoptose aantonen
- pyknotische kernen - DNA fragmentatie - annesxine kleuring
31
andere vormen van celdood
- autofagie - lysosomale celdood - immunogene celdood