Kind - deel 1 Flashcards

1
Q

Subfebriel

A

Temp 37,5-38,5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk orgaan maakt prostaglandines

A

Hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ACIDOME

A
Anemie
Cyanose
Icterus
Dyspneu
Oedemen/dehydratie
Meningisme
Exantheem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welk uur zit de lichtreflex op trommelvlies

A

7-8u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Otitis, B/

A

Neusdruppels - xylomethalozine 0,05%

Pijnstilling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bezold-abces

A

OMA doorbraak naar m. sternocleidomastoideus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

trias van Cushing

A

Intracraniële drukverhoging
bewustzijnsdaling
bradycardie
hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ziek kind, <3mnd
D/
B/

A

D/ triple tap

B/ breedspectrum Ab, aciclovir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Systemisch jeugdreuma

B/

A

NSAID’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Richtlijn voeding, tot 6mnd

A

150ml melk per kilo per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rumineren

A

Bewust naar bovenhalen van maaginhoud door wurgreflex te activeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sandifer syndroom

A

Typische houding met kromming rug en draaiing hoofd om reflux te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Medicatie voor darmmotiliteit bevorderen

A

Promimetica; lage dosis erytromycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Indirect bili (ongeconj) gebonden aan

A

Glucuronzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

HbF bestaat uit

A

α keten

gamma keten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Volwassen Hb bestaat uit

A

α ketens

β ketens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sikkelcelanemie is een probleem van de .. ketens

A

β ketens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kernicterus

A

Neerslaan van het vetoplosbare ongeconj bili in de globus pallidus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Indirecte hyperbilirubinemie, B/ (2)

A

Fototherapie

Wisseltransfusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Fototherapie, hoe lang

A

Tot leverfunctie op gang is, duurt aantal dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Directe hyperbilirubinemie, B/

A

Afhankelijk van oorzaak (posthepatisch)

Fotoherapie heeft geen zin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welk enzym conjugeert bili in de lever?

A

UDPGT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Belangrijk S/ bij alfa-1-antitrypsinedeficiëntie

A

Longemfyseem op volwassen leeftijd, het remt normaal ontsteking in longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Agille syndroom
O/
S/ (4)

A
O/ mutatie Jagged1-gen
S/ 
Galganghypoplasie
Driehoekig gelaat
Pulmonaalstenose
Vlinderwervels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

PFIC
Afkorting
Probleem

A

Progressieve Familiaire Intrahepatische Cholestase
Galzouten kunnen niet uitgescheiden worden in de galgangen
GEEN verhoogd gGT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Ziekten van Wilson
S/
Score
B/

A
Koperstapelingsziekte
S/ ring van Kayser-Fleischer (bruine ring om iris)
Ferenci score
B/
Penicillamine
Zink
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke Ig productie bij rhesusantagonisme

B/

A

IgG

B/ anti-D-immunoglobuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Ante-/perinatale overdragingen ziektes zwangere vrouwen

A
TORCHES
Toxoplasmose
Other - HIV, HBV, parvo B19, VZV
Rubella
CMV
Herpes Simplex
Syfilis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarom neonaat afdrogen (2)

A

Stimulatie ademhaling

Afkoeling voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Ademhalingsstimuli postpartum (4)

A

Koudestress
Afklemming navelstreng
Daling pO2, stijging CO2
Droogwrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waar in hersenen meeste schade na asfyxie

A

Basale ganglia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke minuten APGAR score

A

1-5-10 min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

APGAR; slecht, matig, prima

A

0-3: slecht
4-6: matig
7-10: prima

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

APGAR

A
Activity
Pulse (100)
Grimace (reflex)
Appearence (skin color)
Respiration
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

NEC
S/
buikoverzichtsfoto

A

Necrotiserende EnteroColitis
S/ bolle buik, gallige retenties, rectaal bloedverlies
Foto: luchtbelletjes in darmwand, ileusbeeld (wijde darmlissen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Een open ductus Botalli veroorzaakt een .. shunt

A

links-rechts shunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat geven om ductus v Botalli open te houden

A

prostaglandines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Meest voorkomende hartafwijking

A

VSD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

PDA
Afkorting
S/
B/

A

Persisterende Ductus Arteriosus
S/ lagere saturatie linkerarm en benen
B/ ibuprofen: verlaging prostaglandines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Kritische aortaklepstenose

S/

A

Neonaat op dag 3: bleek, hypotensie, niet acidotisch plast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Coarctatio aortae
S/
B/

A

S/ goede pulsaties a. brachialis, slechte pulsaties liezen

B/ maximale dosis prostaglandines

42
Q

Gevaar hoge dosering prostaglandines

A

Apneus

43
Q

5 cyanotische hartafwijkingen

A
Tetralogie van Fallot
Truncus arteriosus
Transpositie grote vaten
Tricuspidalisatresie
Totaal abnormale pulmonaal-veneuze connectie
44
Q

Tetralogie van Fallot - kenmerken (4)

A

Overriding aorta
Venriculair septumdefect
Pulmonaalstenose
Rechterventrikel hypertrofie

45
Q

Tetralogie van Fallot

S/

A

S/ geen souffle, cyanose, bleek, tachypneu

46
Q

Truncus arteriosus

A

Een grote arterie die uit het hart komt, splitst later in aorta en pulmonaalarterie + VSD

47
Q

Moro-reflex

A

Symmetrische extensie en vervolgens flexie van alle ledematen bij schrikken

48
Q

Asymmetrische tonische nekreflex (ATNR)

A

In rugligging strekt de arm zich aan de kant waar hoofd naartoe is gedraaid

49
Q

Parachutereflex

A

Strekken van armen wanneer baby duikvlucht maakt

Ontstaat vanaf 6e maand

50
Q

Welk jaar ontwikkeling voorkeurshand

A

Jaar 3-4

51
Q

Vanaf welke leeftijd kun je ADHD diagnosticeren

A

5 jaar

52
Q

Lab: RDW

A

Relative Distribution Width, geeft aan hoe jong de cellen zijn

53
Q

Macrocytaire anemie, O/

A

Foliumzuur of vit. B12 deficiëntie

54
Q

Transient Erythroblastopenia of Childhood (TEC)
O/
S/
B/

A

Normocytaire anemie, aanmaakprobleem
O/ na infectie, bv parvo B19
S/ veel
B/ gaat vanzelf over

55
Q

Hoog MCV, doet denken aan (ziekte)

O/

A

sferocytose

O/ spectrine is aangedaan

56
Q

Idiopathische Trombocytopenische Purpura (ITP)
O/
S/

A

Auto-immuunziekte
O/ na virale infectie of inenting
S/ petechiën, hematomen, slijmvliesbloedingen, laag trombo’s
B/ milt verwijderen, retuximab (remming B-cellen)
Geen behandeling bij geen ernstige bloedingen

57
Q

Vit. K afhankelijke factoren

A

Factor II, VII, IX en X

58
Q

Hemofilie A, tekort aan

A

Factor VIII

59
Q

Hemofilie B, tekort aan

A

Factor IX

60
Q

Hemofilie
Overerving
S/
B/

A

Erft X-gebonden recessief over, mannen. Monogenetisch
S/ gewrichtsbloedingen
B/ factorsuppletie

61
Q

Ziekte van Hurler
O/
S/
B/

A

Lysosomale stapelingsziekte
O/ Mutatie in MPS1H-gen
S/ failure to thrive, te vroege gezichtsbeharing, frontal bossing, corneatroebeling, skeletdysplasie
B/ stamceltransplantatie

62
Q

MPS

A

mucopolysacharidosen

Stapelingsziekten

63
Q

Glucosetransporter in BHB

A

GLUT 1

64
Q

SSYC

A

Bacteriën gastro-enteritis

Salmonella, Shigella, Yersinia, Campylobacter

65
Q

ORS

A

Oral Rehydration Salts

Werkt op de glucose-natrium-cotransporter

66
Q

Twee plekken zwelling verdacht voor maligniteit

A

Supraclaviculair

Cervicaal posterieur

67
Q

Abcederende lymfadenitis

Veroorzakers (2)

A

Keelontsteking met groep-A-streptokok

S.Aureus

68
Q

Preseptale cellulitis
Welke plek, andere naam
B/

A

Buiten de oogkas, peri-orbitale cellulitis

Lokale Ab

69
Q

Postseptale cellulitis
Welke plek, andere naam
B/

A

Binnen de oogkas, orbitale cellulitis

Systemische Ab

70
Q

Meest voorkomende congenitale infectie

A

CMV

71
Q

CMV
S/ (5)
D/
B/

A

S/
Doofheid, milde icterus, roodblauwe plekken, hepatosplenomegalie, microcefalie
D/ CMV-PCR in urine kind
B/ valganciclovir

72
Q

Congenitale toxoplasmose, B/

A

spiramycine

73
Q

Alarmsymptomen diarree (3)

A

Afbuigende groei
Nachtelijke diarree
Bloedbijmenging

74
Q

Oorzaak post-enteritis

A

tijdelijke lactasedeficiëntie

75
Q

Chronische darminfectie, meest waarschijnlijke verwekker

A

Giardia Lamblia

76
Q

Dysfunctional voiding
O/
D/

A

Plasklachten
O/ slechte coördinatie blaasspier en urethra, tijdens plassen wordt sluitspier aangetrokken → verminderd gevoel in blaas
D/ uroflowmetrie, onderbroken straal, residu na mictie

77
Q

Overactieve blaas
O/
D/
B/

A

Urge-incontinentie
O/ overactiviteit m. detrusor
D/ uroflowmetrie, klein geplast volume met hoge flowsnelheid
B/ oxybutynine (anti-cholinergicum)

78
Q

Hypoactieve blaas
O/
D/

A

O/ m. detrusor decompensatie

D/ uroflowmetrie, lange mictietijd, residu na mictie

79
Q

Vaginale reflux

A

Incontinentie binnen tien min na plassen

80
Q

Enuresis noctura

A

Bedplassen
5-6jr: in 3mnd 2x per week
7jr: in 1mnd 1x

81
Q

Secundaire enuresis noctura

A

Na een periode van min. 6mnd zindelijkheid

82
Q

Enuresis noctura, meds

A

Desmopressine

83
Q

Koortsconvulsie

Typische koortsconvulsie

A

Insult na leeftijd van 1 maand, geassocieerd met koorts en niet het gevolg van een CZS infectie
Typisch: <10 min gegeneraliseerde tonisch-clonische aanval

84
Q

Toddse parese

A

Parese in de post-ictale fase als gevolg van uitputting van het brein

85
Q

Febriele status epilepticus (FSE)

A

> 20 min koortsstuip

86
Q

Herhalende koortsstuip

Meds

A

Diazepam

Oudere kinderen: midazolam neusspray

87
Q

Syndroom van Dravet
S/
B/

A

SMEI - Severe Myoclonic Epilepsy of the Infancy
6mnd febriele aanvallen en febriele status epilepticus
later afebriele aanvallen
S/ stagnatie cognitieve ontwikkeling; epileptische encephalopathie
B/ zeer therapieresistent

88
Q

Licht traumatisch hersenletsel

3

A

Letsel aan hoofd met

  • EMV 1e onderzoek 13-15
  • Posttraumatisch bewustzijnsverlies, max 30min
  • Posttraumatisch anterograde amnesie, max 24u
89
Q

Matig hersenletsel

A

EMV 9-12

90
Q

Ernstig hersenletsel

A

EMV<8, intuberen

91
Q

AVPU

A

Alert
Voice
Pain
Unresponsive

92
Q

Trias van Cushing

A

Verhoogde intracraniele druk
Cheyne-Stokes ademhaling
Hypertensie
Bradycardie

93
Q

Wat starten naast ab bij meningitis op basis van pneumo-/meningokok

A

Dexamethason, want er is kans op gehoorschade

94
Q

Diabetische ketoacidose

B/

A

Fysiologisch zout
insuline
kalium

95
Q

Wanneer plateaufase

A

Na 3-4x de halfwaardetijd

96
Q

Excessief huilen

A

3x3 regel

3u per dag, 3d in de week, >3mnd

97
Q

SCEGS

A
Somatisch
Cognitie
Emotie
Gedrag
Sociaal
98
Q

RS-virus preventief

A

palivizumab

99
Q

Inschatting ernst laryngitis subglottica

A

Westley Croup Score

100
Q

Laryngitis subglottica

B/

A

Pseudokroep
steroïden
adrenaline bij Westley >7