klas 2 hf 6 Flashcards
(37 cards)
1
Q
s’inscrire
A
zich inschrijven
2
Q
tout à fait
A
helemaal
3
Q
pas du tout
A
helemaal niet
4
Q
le lendemain
A
de volgende dag
5
Q
comme tu veux
A
zoals je wilt
6
Q
je viens de
A
ik kom uit
7
Q
je vois
A
ik zie
8
Q
je voudrais
A
ik zou graag willen
9
Q
bonne journée
A
fijne dag verder
10
Q
retourner
A
teruggaan
11
Q
mettre
A
aandoen
12
Q
ouvrir
A
openen
13
Q
timide
A
verlegen
14
Q
vite
A
snel
15
Q
bientôt
A
binnenkort
16
Q
il faut
A
je moet, men moet
17
Q
la lettre
A
de brief
18
Q
avant
A
voor (tijd)
19
Q
la fin
A
het einde
20
Q
toute la journée
A
de hele dag
21
Q
très
A
erg
22
Q
tout près (de)
A
dichtbij
23
Q
la première rue
A
de eerste straat
24
Q
à côté de
A
naast
25
ouvert(e)
geopend
26
se trouver
zich bevinden
27
quelque chose
iets
28
habituel(le)
gebruikelijk
29
le lieu
de plek
30
pendant
tijdens
31
j'ai dormi
ik heb geslapen
32
l'inconvénient
het nadeel
33
d'abord
eerst
34
bas(se)
laag
35
loin (de)
ver (van)
36
tous le jours
elke dag
37
la boucherie
de slagerij
