Koolhydraten Flashcards

(21 cards)

1
Q

Welke DE waarde heeft zetmeel

A

0 DE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke DE waarde heeft glucose?

A

100 DE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke DE waarde heeft maltose?

A

52.6 DE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de zoetkracht van stevioside? (Stevia)

A

200-300

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe noem je dextrose ook wel?

A

Glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Product 1 heeft een dextrose van 18
Product 2 heeft een dextrose van 37

Welk product zal de hoogste DE waarde hebben?

Welke is zoeter?

Welke is visceuzer?

A

Dextrose is hetzelfde als glucose en glucose heeft een DE waarde van 100 dus product 2 heeft een hogere DE waarde.

Hoe hoger de DE waarde hoe zoeter dus product 2 is zoeter.

Hoe dichter bij zetmeel (0 DE) hoe visceuzer hij is. Daarom is product 1 visceuzer en product 2 minder visceuzer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem de functies van koolhydraten

A
  • energie bron
  • energie opslag
  • bescherming van eiwitten
  • ondersteuning van vetverbranding
  • vezels (onverteerbare koolhydraten)

Koolhydraten zijn je primaire brandstof, helpen je lichaam efficiënt werken, en dragen bij aan een gezonde spijsvertering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is een koolhydraat een micro of macro nutriënt?

A

Macro nutriënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke groepen zijn er bij koolhydraat als grondstof?

A
  • monosacharide
  • disacharide
  • polysacharide
  • voedingsvezels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soorten koolhydraten zijn er?

A
  • glucose & fructose
  • lactose, maltose en sacharose
  • zetmeel
  • cellulose, hemicellulose, pectine, guargom en lignine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke atomen bestaat een koolhydraatmoleculen?

A

C, H, O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe noem je een koolhydraatmoleculen ook wel?

A

Sachariden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vorm heeft een koolhydraatmolecuul?

A

Een ringstructuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel kcal/g heeft een koolhydraat?

A

4 kcal/g

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke type koolhydraten zijn er?
(Enkelvoudige en meervoudige)

A

Enkelvoudige koolhydraten: suikers (snelle koolhydraten —> directe energiebron)

Meervoudige koolhydraten: zetmeel (trage koolhydraten —> opgeslagen energie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe heet een onverteerbare koolhydraat polymeren?

A

Polysachariden

17
Q

Leveren vezels calorieën of niet?

Leveren voedings vezels energie?

Zijn voedingsvezels belangrijk voor goede vertering?

18
Q

Wat gebeurt er bij bruinkleuring, hoe noem je dit ook wel?

A

maillaird & karamellisatie

19
Q

Wat is functie van koolhydraten in voedingsmiddelen?

A
  • smaakmaker
  • bruinkleuring
  • vriespuntsdaling
  • kristallisatie
  • binden- en verdikken
20
Q

Waar is de zoetkracht afhankelijk van?

A
  • soort suiker
  • relatieve zoetkracht
  • concentratie
  • temperatuur
21
Q

Welke soorten zoetstoffen zijn er?

A
  • Extensieve zoetstoffen
    • suikervervangers
    • minder zoet dan suiker
    • bevatten calorieën
  • intensieve zoetstoffen
    • extreem zoet
    • geen calorieën of heel weinig
    • bijv. Stevia