l'expression du lieu 2 Flashcards
(35 cards)
naar precieze locatie
à
richting
vers
naar een persoon gaan
aller chez un personne
ik kom van een vriend
je viens de chez mon ami
ik kom van het station
je viens de la gare
doorheen
à travers
rondom
autour de
aan deze kant (van)
de ce côté (de)
aan beide kanten (van)
des deux côtés (de)
tot daar
jusque-là
tot hier
jusqu’ici
tot op de hoek
jusqu’au coin
tot aan (het raam)
justqu’à (la fenêtre)
langs
le long de
van voren, aan de voorkant
par-devant
van achteren, aan de achterkant
par-derrière
op de grond
par terre
vertrekken naar
partir pour
de trein nemen naar
prendre le train pour
Bij de zee
c’est au bord de la mer
aan, dichtbij
près de
ten noorden/zuiden van
au nord/sud de
ten oosten/westen van
à l’est/ouest de
ik blijf in parijs
je reste à paris