LBV Flashcards

(42 cards)

1
Q

placebo effect

A

wanneer mensen een nep behandeling hebben gekregen welke geen actieve ingredieenten bevat maar wel zorgt voor verbetering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

nocebo effect

A

wanneer mensen symptomen ontwikkelen die kloppen bij hun verwachtingen terwijl zij zonder het te weten niet zijn blootgesteld aan een ziekteverwekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uit welke drie psychologische modellen kan een verklaring voor placebo en nocebo gehaald worden

A
  • klassieke conditionering
  • Modelling
  • verwachtingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aandachts effect

A

effectiviteit van placebo is afhankelijk van de aandacht die de arts geeft aan de pt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

leg de paradoxale houding tegenover placebo uit

A

artsen willen in de praktijk dat placebo werkt maar bij medicijn onderzoek niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

funnel approach

A

aan het begin van een consult worden veel open vragen gesteld en aan het einde minder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

transtheoretisch model

A

ook wel stage of change model, geeft de stages van verandering aan in een persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ambivalentie

A

twijfel/tweestrijd t.o.v. verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cognitieve dissonantie

A

cognities en gedrag zijn in strijd met elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

door welke vier dingen kun je verandertaal uitlokken

A
  • vragen stellen over verlangen, vermogen, redenen, noodzaak en vastbeslotenheid
  • voor en nadelen uitvragen
  • doorvragen, samenvatten en reflecteren
  • gebruiken van de liniaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

selectieve aandacht

A

voortkomend uit eerdere ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

negatieve affectiiteit

A

persoonlijkheidseigenschap die wordt gekenmerkt door een grote neiging om negatieve emoties te ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

attributies

A

letterlijk toewijzingen of koppelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

disfunctionele gedachten

A

als een pt kiest om het advies van zijn dokter te negeren vanwege zijn eigen attributies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

self efficacy

A

de mate waarin een individu in staat is invloed uit te oefenen op de eigen klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

locus of control

A

in hoeverre iemand een externe verantwoordelijke aanwijst voor hoe het gaat of zichzelf verantwoordelijk voelt voor wat er gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

zesstappenmodel van de WHO

A
  1. diagnose en hulpvraag
  2. doel van behandeling
  3. behandelingsmogelijkheden
  4. behandeling voor deze pt
  5. definitieve behandeling
  6. follow up
18
Q

vier fases van geneesmiddelenonderzoek

A
  1. bij 10talle gezonde vrijwilligers
  2. bij 100e pten werkzaamheid
  3. bij 1000de pten vergeleken
  4. postmarketing
19
Q

cultuur

A

een sociaal overgedrag patroon van gedeelde opvattingen waarmee mensen communiceren

20
Q

etniciteit

A

de bevolkingsgroep waartoe een persoon zelf vindt dat hij of zij behoort op grond van gedeelde kenmerken

21
Q

assimilatie

A

volledige aanpassing

22
Q

seperatie

A

volledige uitsluiting

23
Q

integratie

A

deels eigen deels nieuwe

24
Q

marginalisatie

A

afstand van beiden culturen

25
zelfmanagment
pten met chronische ziekte nemen zelf verantwoordelijkheid voor een behandeling
26
fouten in de arts pt relatie
fouten met betrekking op gebrekkige communicatie
27
medisch inhoudelijke fouten
fouten veroorzaakt door het niet goed bijhouden van eigen kennis
28
organisatorische fouten
fouten welk samenhangen met de inrichting van het zorgproces
29
incident
onbedoelde gebeurtenis tijdens het zorgproces welk tot schade aan de pt heeft geleid, had kunnen leiden of nog kan leiden
30
bijna ongeluk (near miss)
onbedoelde gebeurtenis die voor de pt geen nadelen oplevert
31
fout (error)
door het niet uitvoeren van een geplande actie of door het toepassen van een verkeerd plan om een doel te bereiken
32
ingeschat risico
een door de zorgverlener goed afgewogen risico of ingecalculeerd neveneffect van een behandeling
33
schade
een nadeel voor de pt dat door zijn ernst leidt tot verlenging of verzwaring van de behandeling en of overlijden
34
complicatie
een onbedoelde of ongewenste uitkomst tijdens of volgend op een behandeling van een zorgverlener die nadelig is voor de pt
35
verwijtbaar incident
te wijten aan tekortschieten of onzurgvuldig functioneren van de zorgverlener
36
vermijdbaar incident
achteraf gezien voorkomen kunnen worden door bepaalde maatregelen
37
OMS
ondersteuning van second victim
38
balintgroepen
bespreking van fouten in kleine besloten groepen
39
VMS
veiligheidsmanagmentsysteem, risicos worden gesignaleerd en verbeteringen vastgelegd.
40
klachtnecommisie
verbonden aan zorginstelling, verplicht door WKKGZ
41
externe geschillencommisie
soort hoger berope, bindind. schadevergoedingen van max 2500 euro
42
tuchtrechter
handhaven van de norm en kwaliteitsmaatstaven van de beroepsgroep