Les 19 Argumenteren Flashcards
(11 cards)
Signaalwoorden
Zijn woorden die gebruikt worden om zinnen te verbinden. Vb: omdat, aangezien en want.
Continuüm
is een doorlopende lijn tussen 2 uitersten waarop bepaalde zaken geplaatst kunnen worden die min of meer voldoen aan die criteria van de uitersten.
Standpunt
Is de visie/mening die een partij heeft over een bepaalde gegeven.
Argument
Is de reden die door een partij gegeven wordt om aan te geven waarom hij/zij een bepaald standpunt inneemt.
Tegenargument
Is een argument dat tegen het standpunt gegeven word je ontkracht het standpunt of het aangehaalde argument.
Deugdelijk argument
Is een argument waar niets op aan te merken valt, goed argument.
Soorten deugdelijke argumenten (5)
- Argumenten gebaseerd op een autoriteit
- Argument gebaseerd op cijfers en statistieken
- Argumenten gebaseerd op vergelijking
- Argumenten gebaseerd op oorzaak – gevolg
- Argumenten gebaseerd op een voorbeeld
Drogreden
Is een argument dat gebaseerd is op een foutieve reden.
Soorten drogredenen (8)
- Overgeneralisatie
- Foutief oorzakelijk verband
- Aanval op de persoon
- Valse autoriteit
- Ontduiken bewijslast
- Suggestieve vraag
- Cirkelredenering
- Valse vergelijking
Mening
de manier waarop een persoon over een bepaald onderwerp denkt.
Feit
Iets dat werkelijk vaststaat, dus het kan gecontroleerd worden.