Les 21 Flashcards
(53 cards)
1
Q
day
A
dagje (het)
2
Q
beginning
A
begin (het)
3
Q
stand up
A
staan
4
Q
go out
A
uitgaan
5
Q
market hall
A
Markthal (de)
6
Q
seems
A
schijnt (schijnen)
7
Q
somewhere
A
ergens
8
Q
is playing
A
draait (draaien)
9
Q
exciting
A
spannende (spannend)
10
Q
comes along
A
gaat … mee (meegaan)
11
Q
excellent
A
uitstekend
12
Q
plan
A
plan (het)
13
Q
next to
A
naast
14
Q
right
A
gelijk
15
Q
proposal
A
voorstel (het)
16
Q
highest
A
hoogste
17
Q
tower
A
toren (de)
18
Q
entire
A
heel
19
Q
port
A
haven (de)
20
Q
lights
A
lichtjes (het lichtje)
21
Q
perfect
A
perfect
22
Q
in agreement
A
akkoord
23
Q
hope
A
hoop (hopen)
24
Q
behind
A
achter
25
Italian
Italiaans
26
restaurant
restaurant (het)
27
agrees
is het eens (het eens zijn)
28
with it
ermee
29
with ten people
met z'n tienen
30
people
personen (de persoon)
31
make a reservation
reserveren
32
seems
lijkt (lijken)
33
table
tafel (de)
34
separately
apart
35
finds
vindt (vinden)
36
try
proberen
37
arrange
afspreken
38
choice of
keuze uit
39
vegetarian
vegetarisch
40
hear
hoor (horen)
41
fine
prima
42
propose
stel … voor (voorstellen)
43
meet
ontmoeten
44
central
centraal
45
around
rond
46
middle
midden
47
themselves
zichzelf
48
lose
verliezen
49
later
straks
50
divide
delen
51
total
totale (totaal)
52
by
door
53
immediately
onmiddelijk